Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Tweede hoofdstuk: Groei (± 1400 - ± 1460)

Pagina 16

De handel in visch den Rijn op naar Keulen en zelfs Bazel, die vroeger door de Zuiderzeesteden werd gedreven, was mede in Hollandsche handen gekomen, waarbij Geldersche kooplieden hen als tusschenpersonen dienden. 1 Brielle en weldra ook Hoorn voorzagen de Keulenaars van bokking. 2

De Schonenvaart had de Hollanders in het Oostzeegebied gebracht en eenmaal daar waren zij niet gemakkelijk weer te verdrijven. Lübeck, dat tusschen 1408 en 1416 door hevige gildenoproeren in beslag werd genomen. 3 kon niet krachtig genoeg tegen de Hollandsche concurrenten optreden en dezen profiteerden van de gunstige gelegenheid, gesteund door het privilege van den vijand der Hanze, Erik van Pommeren, koning van Denemarken, Zweden en Noorwegen. dat „an den gemeynen kopmanne ut Hollande”, toegang verleende in het Elbegebied en op den weg van Hamburg naar Lübeck onder verplichting van het betalen van denzelfden tol, 4 als de Hanzeaten. Steeds verder drongen de Hollanders in het Oostzeegebied door en trachtten in Pruisen en het verder gebied der Duitsche orde handelsbetrekkingen aan te knoopen. Toen de Hanzesteden den vreemdelingen allerlei moeilijkheden bereidden, vermeden de Hollandsche kooplieden al spoedig die havens en probeerden ze door het bezoek der z.g.n. …

Walther Vogel, Kurze Geschichte der Deutschen Hanse. (Pfingstblätter der Hansische Geschichtsverein).
E. Daenell, Hansische Geschichtsblätter 1902, p. 16 zegt:
„Schon lange vor der Mitte des 15 Jahrhundert war überhaupt im gesamten Westen dieser wichtige und alte Hansische Handelsartikel des Ostseegebietes vor dem holländischen Heringe zurückgetreten”. En verder: De vaste grondslag voor het later bloeiendste en gewichtigste Hollandsche bestaansmiddel was daardoor gelegd en hoe meer de vangst zich van de kust verwijderde, des te meer werd zij tot een leerschool voor de Hollanders in navigatie en bevorderde ze de training, waardoor dit zeemansvolk de koenste en bekwaamste zeelui van Europa leverde. Toch was de haringvisscherij niet zóó snel toegenomen en was de vraag naar dit artikel niet zóó levendig geworden, wanneer niet de Wendische steden: Lübeck, Hamburg, Lüneburg, Wismar, Rostock, Stralsund door hun oorlog met den koning van Denemarken, Zweden en Noorwegen, Erik van Pommeren, tot ± 1435 gehandicapt waren geweest. Hanzekooplieden namen Hollandsche haring onder hun artikelen op om den gehaten concurrenten te verhinderen ze zelf naar het Oosten te voeren. Maar reeds na 1430 begonnen de Hollanders en ook de Engelschen de haring zelf in het Oostzeegebied te leveren, al was het aanvankelijk maar in een bescheiden hoeveelheid.

1 H. J. Smit, Opkomst, p. 237.
2 J. G. van Dillen, Econ. bet., p. 130; H. U. B. V, Nos. 971, 975 (1410); VIII, 587 (1457).
3 E. Daenell, Blütezeit I, p. 57; H. J. Smit, Opkomst, p. 207.
4 H. J. Smit, Opkomst, p. 206; E. Daenell, Blütezeit, p. 277.