Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Derde hoofdstuk: Bloei (± 1460 - ± 1477)

Pagina 64

… betalen van meer dan de helft; in Hoorn dus van 5/6 van de waarde. En dat terwijl de wijn slechts met 1/5 daarvan werd belast. De belastingdruk op de minder kapitaalkrachtige massa was dus het zwaarst, bovendien was de accijnsheffing zoo ingericht, dat er progressie viel te constateeren, naarmate het consumptie-artikel meer door de lagere klasse en dus in grootere hoeveelheden werd geconsumeerd.

Daar de accijnzen de voornaamste inkomsten van de stad vormden, wordt uit het bovenstaande het spoedig gevolgde volksverzet maar al te duidelijk. 1

Een drietal commissarissen was uit den Haag gearriveerd om de invoering der accijnzen door hun autoriteit te ondersteunen. De bevolking was van dien nieuwen belastingdruk niet gediend en de hoofden der gilden en schutterijen protesteerden heftig, maar door een geheime bespreking met de magistraat werden ze overreed zich rustig te houden. De regeering, die het wilde doen voorkomen, dat de komst der commissarissen met de invoering van de accijnzen in geen enkel verband stond, slaagde daarin niet. Want toen het gerucht liep, dat de heeren commissarissen met de magistraat op het stadhuis vergaderden, kwamen de gilden der wevers, vollers en visschers, die toentertijd de machtigste gilden waren, in openlijk verzet. Zij trokken gewapend, met hun banieren demonstratief naar den Rooden Steen en bedreigden commissarissen en burgemeesteren met den dood. Vervolgens plunderden ze het huis van den secretaris, vernietigden zijn boeken en registers en om de accijnsheffing bespottelijk te maken ledigden ze eenige vaten bier tot op den bodem in het aangezicht van de vergaderde heeren. De regeering teekende heimelijk de namen der ergste oproerkraaiers aan en wist de commissarissen, bevreesd voor hun leven, 's avonds in alle stilte de stad te doen verlaten. Hier, als bij het oproer in 1459 toonde de stedelijke regeering weer gebrek aan durf en doortastendheid, die het verzet deden aangroeien, al is het niet te ontkennen, dat de onverzettelijkheid, het moeilijk zich resigneeren, een duidelijk sprekende karaktertrek der Westfriesche bevolking was en is, die een systeem van „buigen of barsten”, niet tot het meest geschikte maakt.

De regeering deed het voorkomen, of ze inbond en alles vergeten …

1 H. E. van Gelder. Een Noordhollandsche stad 1500-1540 in: Bijdragen Vad. Gesch. en Oudheidk., 4e reeks. deel 8.