Klasse. |
Aantal personen. |
% van het aantal gezinnen. |
|||
ƒ | 1001 — | ƒ | 1500 | 23 | 3,7 |
- | 1501 — | - | 2000 | 10 | 1,3 |
- | 2001 — | - | 3000 | 9 | 1,3 |
- | 3001 — | - | 4000 | 2 | — |
- | 4001 — | - | 5000 | 1 | 0,1 |
- | 5001 — | - | 10000 | 1 | 0,1 |
boven ƒ 10000 | — | — |
Klasse | Aantal personen |
% van het aantal gezinnen |
Vermogen | % van het vermogen |
||||
Niet-bezit | 0 — | ƒ | 100 | 385 | 62,5 | 20000 | 9,4 | |
Klein-bezit | ƒ | 101 — | - | 600 | 156 | 25,2 | 68000 | 31,4 |
Middel-bezit | - | 601 — | - | 2000 | 65 | 10 | 84000 | 39,3 |
Rijkdom | - | 2001 — | - | 10000 | 13 | 2,2 | 42000 | 19,9 |
Groot-bezit | boven ƒ 10000 | — | ()1 |
Natuurlijk geeft dit overzicht geen duidelijk beeld, want een aantal Kabeljauwsche rijken zijn na
1477 verdwenen. Toch mag men uit de groote verliezen door de overwinning der Fransche kapers in 1475
en het niet vermelden van Hoorn in de „Bronnen” van H. J. Smit na 1478 wel concludeeren,
dat de koopmansstand achteruitgegaan is. Dat de bezitloozen bijna ⅔ van het aantal aangeslagenen
uitmaken duidt ook al op geringe welvaart.
Van den geheelen plaatselijken rijkdom was het grootste deel – 72,9 % – in handen van kleine
burgers. Het is niet waarschijnlijk, dat daaronder een belangrijk aantal handwerkslieden gerekend moeten
worden, want een volgende tabel zal ons leeren, hoe gering het vermogen der ambachtslieden was; volgens
de gegevens ging het niet boven 4 pd. = ƒ 400 uit, behalve dat van een enkelen goudsmid.
Vermoedelijk zijn die kleine burgers verarmde kooplui geweest en kleine boeren.
De rest van het vermogen behoorde aan een tiental personen, waarvan er slechts een of twee noemenswaard
boven de anderen uitstaken.
Het kohier duidt een enkele maal door achternamen de plaats van herkomst der poorters aan. Zoo wordt
Leiden 4 maal, Schellinchout 2 maal, Amstelredam, Edam, Nibbixwoud. Bennewisen, Blocker, Oesthuysen,
Venhusen, Avenhorn en Hogentwoude elk …