… handel in Holland de eerste jaren na 1441 slechts in matig tempo ging. Daarna, bevrijd
van de belemmering die de Hanze hun in den weg legde, nam hij geweldig toe, zooals Poelman's
„Bronnen” duidelijk aantoonen. De handel op andere landen leed gedurende den oorlog eenigszins,
maar met de meeste streken bleven de relaties gehandhaafd.
In de eerste jaren na den oorlog blijken de kapers nog altijd hun bedrijf uit te oefenen. Een zekere
Hans Jutte werd door hertog Philips bijgestaan tegen schipper Muyl van Hoorn en zijn medereeders, die
Hans benadeeld hadden. De hertog droeg het gerecht in Hoorn op aan Hans zijn schadeloosstelling uit te
doen keeren, anders zou hij Hans verlof geven poorters van Hoorn te arresteeren en hun goederen binnen
Holland, Zeeland en Friesland in beslag te nemen. 1
Daar Bremen geen schadeloosstelling had ontvangen, verklaarde het in 1445 den oorlog aan Holland,
Zeeland en Friesland en verbood Philips met die stad handel te drijven. 2 In 1446 volgde
de vrede, waarbij ook Hoorn tot schadeloosstelling verplicht werd. In 1449 betaalde het als laatste
termijn 190 Rijnsche guldens. In hetzelfde jaar betaalde het met Enkhuizen aan de Wendische steden
2365 Lübecksche marken en in 1449 nog 100 pd. gr. vl. 3 Tevens voldeed het een
schadevergoeding van 225 Wilhelmusschilden aan den Deenschen koopman Henric Ramp, wegens het kapen
van zijn schip door de uitleggers (kapers) van Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, onder bevel van Meynaert
van Hove in 1441. 4 Reeds eerder, in 1447 had het aan Kampen 50 Rijnsche guldens betaald
als schadevergoeding voor gewonde poorters. 5 Ook had de stad voor de groote schadeloosstelling
aan de Spanjaarden, op de dagvaart te Kopenhagen …