Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Tweede hoofdstuk: Groei (± 1400 - ± 1460)

Pagina 49

… stad als Hoorn toch nog veel armoede werd geleden, blijkt wel hieruit, dat in 1457 het bedelen verboden werd, daar het getal bedelaars te groot was geworden. Voor arme zieken bestond er te Hoorn een gasthuis. Willem V gaf in 1346 aan de parochie verlof het te stichten. 1 Over de philantropen Truydeman en zijn wijf werd reeds eerder gesproken (blz. 22). Dat ook aan het onderwijs aandacht werd geschonken, blijkt uit de aanwezigheid van een stadsschoolmeester. Vóór 1396 werd hij benoemd door den graaf, maar in dat jaar schonk Albrecht de benoeming aan het stadsbestuur. 2

De schoolmeester moest tweemaal per jaar de schoolsleutels op het stadhuis 3 deponeeren. In 1464 betaalde de stad zes stuivers voor boeken, klaarblijkelijk voor de school bestemd. 4

Dat het stadsbestuur zijn aandacht ook wijdde aan den gezondsheidstoestand in Hoorn getuigen een aantal verordeningen. In 1448 stierf er een geneesheer, „magister in artibus”, die bij testament verschillende schenkingen deed. 5 In 1468 nam het gerecht den dokter in bescherming 6 en in 1498 schrijft een zekere Albert Dircxz, die te Hoorn als medicijnmeester is aangesteld, aan de stadsregeering, dat hij zich zoo spoedig mogelijk met zijn gezin daarheen zal begeven. 7 Een afzonderlijke apotheker was er in de stad niet aanwezig. 8 Evenmin woonde er een vroedvrouw; had men er een noodig dan ontbood men die van Enkhuizen; in 1502 bezoldigde Hoorn haar met 20 Rijnsche guldens. 8 Krankzinnigen 9 werden naar Alkmaar vervoerd. 10 Vóór 1445 ontbrak er ook een leprozenhuis. In hetzelfde jaar werd er door een weduwe ten behoeve der melaatschen een kapel gesticht op het Keeren.

1 Velius-Centen, noot 380, citeert het handvest geheel. Van Marle, p. 103. noemt Willem VI.
2 Handvest 1396.
3 Aangaande „het stadhuis” deelt Van Marle mee, dat daarvoor op den Rooden steen de vierschaar werd gespannen. (Keurboek 1416-1424. art. 97). Velius noemt het stadhuis voor den eersten maal in 1464. maar het bestond reeds vroeger, daar in dat jaar reparaties aan gevel en vensters werden verricht. (Rek. 1464). V. neemt aan dat het in 1420 gebouwd is. Inderdaad is het ouder, daar in 1400 de magistraat reeds een huis kocht, dat vóór het stadhuis lag. (Inv. G. A.: regest, No. 93).
4 Rekeningen 1464,
5 Inv. G. A.: regest, No. 651. 466.
6 Resolutieboek 1468, 13 April.
7 Inv. G. A.: regest, No. II 99.
8 Burgem. rek. 1502.
9 Burgem. rek. 1464: „noch vijf stuvers voir een tabbert voir dat dolle wijf”.
10 Inv. G. A.: regest, No. 416.