Claesz dreef ook geldhandel. Tal van plaatsen behooren tot zijn débouché: Hoorn,
Schellinchout, Hokarspel, Venhusen, Westwoud, Hem, Scardam, Bennewisen, Widenes, Avenhorn, Bovenkarspel,
Bremen, Broek, Brouwershaven, Arnhem, Coesfeld, (Westfalen), Deventer, Doesburg, Dordrecht, Edam,
Enkhuizen, Franeker, Groningen, Kassel, Kampen, Leiden, Lemmer, Medemblik, Middelie, Munster, Neuss,
Oldenzaal, Oostwout, de Rijp, Sloten, Sniecht (Sneek), Texel, Xanten, Zutphen, Zwaag en Zwaagdijk.
We mogen uit de vorige gegevens wel de conclusie trekken, dat boeren-grondbezitters nog een goed deel
van de Hoornsche bevolking uitmaakten en tevens het vermogendste deel der burgerij vormden. 1
dat daarnaast de veehouderij door sommigen gecombineerd werd met handel, voornamelijk in boter en
kaas. 2 Maar dat tevens de lakennering de voornaamste tak van industrie in Hoorn was en de
lakenhandel een belangrijk bedrijf en dat beide in enkele gevallen in handen waren van den
veehouder-zuivelhandelaar. 3
Naast de lakennering waren er te Hoorn natuurlijk ook andere bedrijven, zooals blijkt uit de gilden,
waartoe de werknemers zich vereenigden. De bereiders van het laken vormden het linnen-lakenweversgild,
het snijders- en droogscheerdersgild, en het lakenkoopers- en bereidersgild, waarin producenten en
handelaars vereenigd waren. Verder bestond er een kramersgild, het bovengenoemde schippersgild, het
scheepstimmermansgild, 4 het schoenmakersgild en het sleepersgild. 5
Om het ontworpen stadsbeeld wat vollediger te schetsen zij nog meegedeeld, dat met den aanleg en het
onderhoud van straten en wegen in 1420 werd begonnen en dat er voor een goede regeling van het verkeer
de noodige zorg werd gedragen. Telkens treft …