… trok naar Enkhuizen 1 en Amsterdam, ook de gegoeden uit de dorpen in de omgeving.
De bewoners van Hoorn schatten zelf dat verlies op ⅔ van hun „rijckdom”. 1
We hebben aangetoond dat Hoorn weer een boerenstad was geworden; de vluchtelingen moeten dus kooplieden
en neringdoenden zijn geweest. Dat het bevolkingsaantal dus niet lager werd dan dat uit 1400; kan
verklaard worden uit den toeloop van boeren uit de omgeving. De afname van het aantal haardsteden in
Drechterland in deze periode is 15 %.
Rijkgeworden landlieden, die te lijden hadden van de „contributiën en onghelden” en
van de kwellingen van rondzwervend krijgsvolk trokken naar de steden, dus ook naar Hoorn.
Velen wier nering achteruitgegaan was, zochten een bestaan in de steden. De rijken bleven eigenaar
van de gronden en toen zij het poortersrecht verkregen hadden. was er een belangrijk deel van den bodem
in poortershanden. 2
Dat handel en industrie nog niet geheel verdwenen waren in 1483, daarvan geven de poortersopgaven nog
enkele aanwijzingen.
Het aantal scheepsparten dat vermeld wordt is:
Aantal personen | Schepen |
8 2 1 1 3 6 23 20 4 |
41 1/2 ⅔ 1/4 1/8 1/6 1/16 ⅓2 1/64 |
en in 1491: | |
8 3 10 6 |
1 1/2 1/16 ⅓2 |
Daaronder bevonden zich 5 rijnschepen, de tegenwoordige Keulsche aken, 3 waterschepen (visschersschepen), 1 kreyer, vaartuig voor Oostzeevaart, 2 boeyers. licht koopvaardijschip, 1 hulk, …