Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Vierde hoofdstuk: Verval (± 1477 - ± 1494)

Pagina 88

Enkhuizen waren alle daar vertegenwoordigd. Men besloot voortaan te weigeren het zoogenaamde ruitergeld af te dragen. In Hoorn vestigde zich een permanent comité dat naar bevind van zaken zou handelen. Het fort in 1482 door Lalaing gebouwd. was den opstandelingen een doorn in het oog en daarom verzocht men de regeering het te mogen afbreken.

Na bekomen verlof werd met alle macht aan 't werk getogen en was het fort spoedig verdwenen.

Toch gelukte het de magistraat het binnentrekken van garnizoen te voorkomen. Tegen vergoeding van 400 gulden stemde Willem van Schouwenburg, een kapitein van hertog Albrecht, er in toe met zijn krijgsknechten buiten te blijven. 1

Het schijnt dat de Hoornsche schout, Jan van Scagen, de verdwijning van het fort betreurde en den inwoners der naburige dorpen de schuld gaf van de verwoesting. Namens den procureurgeneraal werd hem gelast de ter markt komende dorpelingen niet langer lastig te vallen wegens het afbreken van het blokhuis, daar dezen daarvoor volledige vergiffenis van den landsheer hadden ontvangen. 2

Intusschen bleven de plattelanders, waaronder veel gespuis school, in Hoorn vertoeven, terend op de zakken der beter bedeelde poorters. Met een zoet lijntje wist de magistraat ze ten slot te de stad te doen ontruimen, ze trokken naar Alkmaar, waar ze weldra heer en meester waren, onderweg de kasteelen Nieuwburg en Middelburg verbrandende. De stadhouder toog naar Alkmaar, viel bijna in een hinderlaag, maar slaagde er niet in de havelooze bende te vernietigen. Integendeel, het „Kaas- en Broodvolk”, waartoe ook enkele Hoornschen behoorden, begaf zich naar Haarlem en pleegde daar allerlei gewelddaden.

2 Mei 1492 waarschuwde Medemblik de stad Hoorn voor een drietal Rijnschepen met roovers, die daar ook in het Span geweest waren, maar met onbekende bestemming waren weggevaren. En drie dagen later herinnerde Alkmaar, Hoorn aan de overeenkomst tusschen de West-Friezen en Kennemers gesloten en vroeg soldaten naar Haarlem te zenden. De Kennemers waren zeer verwonderd, dat Hoorn zijn verplichtingen niet nakwam. Het stadsbestuur schijnt berouw gehad te hebben, dat het zich met het „Kaas- en Brood-oproer” had ingelaten, want in het voorjaar van 1492 wees het den stadhouder er nadrukkelijk op dat het met …

1 Van Marle, p. 36 schrijft 7 Januari 1492, de Inventaris, regest, No. 1120 geeft 7 Juni.
2 Aanvulling Inventaris, regest, No. 1125a.