… gaf hij zijn misnoegen te kennen over de slappe wijze, waarop de geestelijkheid tegenover dergelijke
uitwassen optrad. 1
„Men ziet aan alle deze dingen, dat het te dezer tijd zeer wilt en ongeregelt in onze stad toeging
en dat niet alleen de vreeze Gods maer ook de menschelijke redelijkheid bij velen zeer weinig was, daar
de stad niet alleen niet toenam, maer werd van God almachtig jaer op jaer bezocht met veel sware
tegenstooten, als met brand, watervloed, sterfte, dierentijd en bovenal met twist en tweedracht onder
elkander soo dat d' eene burger d' ander om goed ende leven bracht en de stadt dikwijls in groot perykel
was van allemael teffens in den grond te raken”. 2
In dit tijdsgewricht had de handel weer met moeilijkheden te kampen. De verhouding tot Deventer, die
een tiental jaren later beslist vijandig werd, was wel niet ideaal, maar toch bezochten de Hoornsche
kooplieden de Deventer markten, zooals op te maken valt uit de mededeeling van kooplieden te Wezel aan
Hoorn en Leiden, dat zij de markt te Deventer niet meer zullen bezoeken, daar Wezel in onmin met de
IJselstad is geraakt. 3
In 1456 koos Danzig in den Pruisisch-Poolschen oorlog de zijde van Polen. Daar het reeds met Amsterdam
overhoop lag, kreeg het een strijd op twee fronten te voeren. Hoorn, dat neutraal bleef, werd in 1456
door Danzig gewaarschuwd, vooral geen vijandelijke havens te bezoeken. 4
In hetzelfde jaar, zooals blijkt uit een notarieele verklaring opgesteld tusschen den Raad van Danzig
en de matrozen van een paar Hoornsche schippers, (Clais Gerdsson en Johan Heynenssen), zeilde toch een
Hollandsche vloot door de Balga, trok de paal versperring uit den grond en voorzag Koningsbergen van
proviand. 5 Hierop werden eenige Hollandsche schepen door bewoners van Danzig vermeesterd.
In het volgend jaar vroeg Kasimir, koning van Polen, aan Philips de uit weerwraak in beslag genomen
goederen aan Danzig terug te geven en betoogde, dat de Hollandsche schepen louter volgens het geldend
oorlogsrecht waren veroverd. 6 Natuurlijk was …