Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Derde hoofdstuk: Bloei (± 1460 - ± 1477)

Pagina 66

… van deze directe belastingen niet naar den wensch der regeering te geschieden, want in 1473 gelastte de Raad van Holland den deurwaarder, burgemeesteren, schepenen en den rijkdom van Hoorn aan te zeggen de accijnzen voortaan te heffen naar voorschrift van den hertog en de privilegiën voor de brouwerijen in te houden. 1

In hetzelfde jaar droeg Hoorn een aanzienlijke som bij voor de bede; het stortte een bedrag van ± 3700 pd.; hooger bijdrage heeft het in de Middeleeuwen nooit geleverd. Het was een bewijs van de groote welvaart, die in de stad heerschte. 2

Toch woog de hand van den Bourgondiër zwaar op deze landen, door de talrijke en groote beden, waartoe hij de bewoners dwong, en door zijn oorlogzuchtige politiek waarbij hij het belang van zijn onderzaten, den bloei van handel en scheepvaart uit het oog verloor en dezen slachtoffers werden van de roofzuchtige aanvallen van zijn vijanden. 3 De hoop, dat het verdrag van Péronne (1468) rust zou brengen, bleek ijdel; Lodewijk XI steunde in 't geheim Warwick, die de Hollandsche koopvaardijvloot aanviel en dertig schepen ervan vermeesterde, die echter kort daarop door Lord Scales, een partijganger van Eduard IV, hernomen en den onzen teruggegeven werden. Warwick zocht een toevlucht in Dieppe en Honfleur en eerst toen Karel de Stoute met oorlog dreigde, noodzaakte Lodewijk XI Warwick om zee te kiezen. De Engelschman begaf zich nu naar Zeeland en veroverde twintig schepen. Nagejaagd door Hendrik van Borselen, Karels admiraal, wilde Warwick de Seine opgaan, maar vlak voor den Seinemond kwam het tot een treffen. Van Borselen heroverde tien schepen en stak bovendien nog tien andere in brand, wat zoo'n schrik onder den vijand verspreidde, dat hij voortaan onze kusten verschoonde. 4 Wel vreesde men tijdens het verblijf van Eduard IV in deze landen een overval, maar deze bleef uit door 't verzet van den Londenschen handelsstand.

Eduard IV keerde terug, zette Hendrik VI, zooals boven reeds …

1 Inv. G. A.: regest, No. 831.
2 In 1447 betaalde Hoorn 1610 goudstukken. Niet altijd betaalde de stad regelmatig. In 1449 was ze in achterstand en beloofde te betalen, zoodra ze kon; ten tijde van Marie van Bourgondië zaten magistraten in de gijzeling voor achterstallige schulden der stad. Soms stelde de regeering onbillijke eischen en vroeg een bijdrage, die reeds betaald was, zoo in 1481. (Van Marle, p. 87, 88).
3 Dat sommigen hun ontevredenheid durfden uiten, bewijst het vonnis van Herman Pietersz, die „quade ende confuselike woerden tegens die hoecheit mijns genadichen heren van Bourgondië sprak.” Hij werd veroordeeld tot twee uur op de kaak te staan en daarna verbannen. (Resolutieboek, 1475).
4 Hierover: La Roncière, Hist. de la Marine française II, p. 350 e. v.