Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Vierde hoofdstuk: Verval (± 1477 - ± 1494)

Pagina 81

… schuldig was, nog niet had afbetaald. 1 ln Maart daaropvolgende gelastte de Rekenkamer de stadsregeering in den Haag te verschijnen ten einde rekening te doen van het schoutambt, gedurende de periode 1477-1481 en de documenten daarop betrekking hebbende mede te nemen, om de door de stad en Mairten Vedelaer geleende gelden ten bedrage van 1200 pond op de rekening te kunnen korten. 2

Intusschen dreigde de stad het gevaar van een bestorming. Onder de verbannen Hoekschen bevond zich een zekere Willem Claesz, volgens Van Marle een oud-schepen, 3 volgens Velius een oud-schout, 4 en deze verzamelde een aantal medestanders met het doel Hoorn door storm te nemen. Hij verbond twee Friesche bendehoofden, Worp Jarichs en Horne Lieuwe Jukama aan zijn zaak, onder belofte duizend goudguldens te betalen als het plan geslaagd was. Met, volgens Velius 60 man, 5 gelukte het hun ondanks scherpe bewaking in de stad te komen en het Kabeljauwsch bewind omver te werpen (3 Juli 1482). Velaer vluchtte inderhaast naar Utrecht, vanwaar uit hij met 500 gewapenden terugkeerde om de stad te hernemen. Na drie vergeefsche aanvallen werd hij gedood (17 Juli) en door Claes Pieter Jansz opgevolgd. 6 Drie dagen later verscheen het hoofdleger onder Lalaing en Van Egmond, te zamen 6000 man tellend. De bezetting, die door de burgerij zwak ondersteund werd, bleek niet tegen de overmacht opgewassen en weldra was de stad door storm genomen en onderging ze het wreede lot door een woeste soldateska te worden overheerd. Willem Claesz werd onthoofd, enkele anderen werden te Bakkum op het rad gelegd.

De kerken en kloosters, zoowel als de huizen der poorters werden leeggeplunderd en met bloed bespat. Alleen het Sint-Cecilienklooster bleef ongedeerd, omdat daar de stadhouder resideerde Ten slotte dreven de soldaten alle „beesten, die doen seer veel in de stad gehouden werden” bij elkander en verkochten ze overal voor spotprijzen. 5 Ook verdwenen er veel meubelen op die wijze.

1 Inv. G. A.: regest, Nos. 976, 972. vermoedelijk de boete. waartoe de burgerij bij vonnis van 9 Aug. 1481 was veroordeeld. In No. 976 staat schilden, in 972 guldens. misschien Rijnsche guldens. maar in elk geval niet precies in waarde gelijk aan Wilhelmusschilden, vgl. P. J. Blok, Een Hollandsche stad in de Middeleeuwen. p. 326.
2 Inv. G. A.: regest, No. 980 geeft abusievelijk 1100 pond.
3 Van Marle, p. 32.
4 Velius-Centen, p. 133.
5 Velius-Centen, p. 134. e.v.
6 Aanvulling. Inv.: regest, No. 973.