… waren bij Wight door Engelschen uit Calais, schadeloos te stellen. 1
Twee jaar later brak er een hevige kaperoorlog uit tusschen de Engelschen en Franschen. 2
Philips waarschuwde zijn onderdanen niet te vertrouwen op vroegere door de Engelschen gegeven brieven
van vrijgeleide. 3
Terwijl in deze jaren Hoornsche kooplieden en schippers zoo goed mogelijk aan de westvaart bleven
deelnemen, namen ze ook een werkzaam aandeel aan den verbitterden strijd, dien Hollands groeiende handel
en scheepvaart in de Oostzee met de Hanze had te voeren.
De Hanzeaten hadden zich van Hollandsche schepen meester gemaakt en als vergeldingsmaatregel namen
toen de Hollanders de Hansische schepen, die in hun havens lagen. De Raad van Holland had 14 April
1438 den kaperkrijg georganiseerd, 4 maar Philips beperkte dien tot berooving van den
hertog van Holstein en de zes Wendische steden en gaf slechts zijn toestemming tot den verkoop van goederen,
waarvan bewezen was, dat zij aan den vijand behoorden. Een maand later gaf hij aan de
steden 5 bevel alle beschikbare schepen voor den strijd gereed te maken. 6
Hoorn leverde vier „bairdze”, evenals Amsterdam en Haarlem; Enkhuizen en Alkmaar twee.
In tegenstelling met de steden, die zich snel van haar verplichting kweten, werden West-Friesche dorpen
als Westwoud, Hoogwoud, Spanbroek e.a. in 1439 en in 1440 nogmaals gemaand aan het bevel te voldoen en
gelast tot onmiddellijken afbouw der geëischte vaartuigen over te gaan. 7