Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Vierde hoofdstuk: Verval (± 1477 - ± 1494)

Pagina 76

… gebonden, staan tal van onrechtvaardige vonnissen vermeld, door Banjaert geveld. De schrijver van dit relaas is echter duidelijk Kabeljauwschgezind en dus niet onpartijdig. Toch blijkt uit de welwillende houding, die de schout tegenover een zeeroover, een zekeren Harinc aanneemt, dat de belangen der kooplieden-reeders door hem niet werden behartigd. Dat het verzet ook de landsregeering met haar ondraaglijke lasten gold, is op te maken uit het valsch verspreide gerucht, dat Maximiliaan de zoon van een schoenmaker was. 1

Inmiddels waren de gevangenen bevrijd en den oud-regenten, die gevlucht waren, werd toegang verleend, mits ze beloofden, nimmer meer in de stedelijke regeering een functie te bekleeden.

Hiermee was de rust in de stad echter niet hersteld. De wraakgevoelens, die de menigte tegenover den vroegeren schout bezielden, waren nog niet bevredigd. Nadat men eerst gepoogd had hem door een valsche beschuldiging – hij zou een zekeren Hendrik van Bouten 2 hebben willen omkoopen de stad in brand te steken – voor het gerecht te brengen, betichtte men hem vervolgens van het aanwenden van stadsgelden voor particuliere doeleinden, wat evenmin succes had. 3 Daarna verhinderde men in strijd met het accoord, zoo juist gesloten, de teruggave van de gestolen eigendommen van den schout en ontnam hem nog bovendien alles wat hij in de stad bezat.

In het algemeen kenmerkte zich het optreden der Hoekschen door wraakneming op vroegere regeeringsleden en daaraan verwante poorters, maar vaak ook toonden ze ruw geweld en brute onrechtvaardigheid tegenover onschuldigen. 4

Maar ook Velaer van zijn kant was niet van plan in vrede met Hoorn te leven. Nadat op zijn aandrang eerst verscheidenen van zijn partijgangers, meest rijke lieden, uit de stad gevlucht …

1 Banjaert is in het volgend jaar, toen hij stierf, opgevolgd door Albrecht Diericxz, dien Maximiliaan en Maria als schout aanstellen op verzoek van Hoorn voor den tijd van 12 jaren. Zij gelasten hem, dat hij zelf of de stad Maerten Vedelaer tevreden moet stellen voor wat deze op het schoutambacht heeft geleend. Na zijn overlijden in 1478 wordt Pieter Symonsz schout. (Aanvulling, Inventaris 2496, No. 140f; 902a; 2496, No. 140g, 906a. Beide schouten worden achteraan in Velius' kroniek niet genoemd.
2 Van Marle, p. 29 zegt: Houten.
3 Velius-Centen, p. 110.
4 Het volgend voorbeeld bewijst duidelijk, hoe er in Hoorn dan nog boerenbedrijven voorkomen: „Item dair na soe hebben sij qie voirsz. Willem sijn doren, sijn vensteren tot veel plecken ontwee geslagen mit zwairden doer sijn rogge gesteken, meynende dat sij die voirsz Willem en sijn huysvrou dair vinden souden”.