Hoorn in de Middeleeuwen
Eerste hoofdstuk: Opkomst (veertiende eeuw)
Pagina 2
… slecht, kleyn en gansch onbequaem tot de schuttinge der vloeden. die vet boven de gewoonte
resen”, 1 versterkt werden en de West-Friezen „ter zelver tijd wetten ende regelen
kregen, daer sy haer voortaen na souden rechten”, 2 werd de rust en tevens de welvaart
bevorderd.
Naast de visscherij kon nu in het vruchtbare land met meer resultaat de veeteelt en op enkele plekken
ook de landbouw beoefend worden. zoodat er ten slotte overproductie ontstond en handel in zuivelproducten
mogelijk werd. Een marktplaats voor dergelijke waren groeide er al spoedig in de ban van het dorp Zwaag
op de plaats, waar het water de Gouw door een groote sluis verbinding kreeg met de Zuiderzee. Een krans
van dorpen lag daaromheen, „die geen bequamer toeweghe tot de zee hadden dan haer”. 3
„Dagelijks kwamen daar vele vreemde lieden, Denen, Hamburgers en Bremers om van de ingesetenen
haer kasen en ander suyvel te koopen”, 4 nadat zij hun waren. vnl. bier, aan het landvolk
verkocht hadden. Het toenemend verkeer bracht drie gebroeders, brouwers uit Hamburg op het denkbeeld
een herberg te bouwen en een tweetal pakhuizen als opslagplaats voor hun waren. Deze drie huizen verrezen
in 1316 en waren de eerste van het toekomstige Hoorn. 5
1 Velius-Centen, Chronyk van Hoorn. 4e druk 1740. p. 6.
2 Velius-Centen, p. 6.
Graaf Jan I. voerde in 1299 het Kennemer landrecht in West-Friesland in.
Zie: H. Brugmans. Het Staatkundig en maatschappelijk leven der Nederlandsche steden. p. 86; Van Mieris
I. p. 617; Van Marle geeft 1298, p. 5.
3 Velius-Centen, p. 9. 10; J. J. Doesburg: West-Friesland's hoofdstad in vroeger eeuwen. p. 5.
4 J. G. van Dillen, Het economisch karakter der Middeleeuwsche stad. p. 33. C. H. Peters: De Nederlandsche
stedenbouw. p. 234.
5 Vgl. H. Kroon Dz. en F. Kapteyn, Nieuwe Kroniek van Hoorn. p. 8. Deze auteurs meenen de stichting al
eerder te kunnen stellen n.l. vóór 1311, daar een rekening van den baljuw van Medemblik
uit dat jaar de namen bevat van eenige personen, die zich aan overtredingen hadden schuldig gemaakt.
Een daarvan was een zekere D. (O?)rebaan Haghen in Horne.
Het feit dat er in 1319 melding gemaakt wordt van de sluis te Hoerne en later van de nieuwe sluis „bi
Zudendorp (ten Zuiden van het dorp) tusschen Scellinchout en Schaderdam”, mag doen veronderstellen,
dat de oude sluis er reeds in 1316 was en het bedienend personeel dus tot de oudste bewoners der stad
mag gerekend worden.
Van Mieris II. p. 82, noemt een zekeren Junenem Meo. inwoner van Horne, in 1309 en gaat dus nog verder
terug; Van Marle neemt een nog ouder jaartal 1298, aan, p. 6. Zijn bewering berust op No. 1046 in het
Oorkondenboek van Holland en Zeeland, waar vermeld staat hoe Jan van Avesnes als scheidsrechter in een
twist tusschen Jan I en de West-Friezen in 1298 beslist, dat de laatsten 18000 pond in 4 jaren moesten
betalen en dat alleen van die boete vrijgesteld werden enkele dorpen t.w.: Werenhuzen, …