… een lomp koopvaardijschip, benevens een bostelschip, dat afval van de brouwerij
vervoerde. 1
Vrij talrijk zijn de opgaven van de waarde van „comenscip”, ten bedrage van 480 Rijnsche
guldens + 1200 g. (Beiersche), 2 wat voor een koopstad natuurlijk een onbeduidend bedrag
is. Aan bedrijfskapitaal („coepstat”) werd nog 790 Rijnsche guldens besomd; aan
sceepscusten 3 50 g. (Beiersche) en aan tzeewaert 4 44 Rijnsche
guldens vermeld.
Een enkele maal herinnert het noemen van rogge, in het geheel 80 last, aan den Oostzeehandel.
Wat de nijverheid betreft, daarvan getuigen de poortersopgaven door de volgende gegevens:
1 lijnbaan, 20 ramen (voor de lakennering), 7 weeftouwen, 4 oliemolens, 3 molens, 2 webben,
1 linnenweeftouw, 100 gulden „an huyden”, 50 gulden „an leer”, 100 gulden
„an pot en eerd”, 100 gulden „an tonnen”, 1 ververij, 2 parssen en voor de
lakenbereiding 3 commen, 5 en 1 wolketel. Van de productie werden genoemd: 1 paar
„lakenen”, voor 130 g. (Beiersche) en 500 Rijnsche guldens aan laken, voor 800 g. aan wol
en laken, voor 35 g. aan linnenlaken.
Dat de lakenindustrie nog wel iets beteekende in deze periode blijkt uit een uitspraak van het Hof van
Holland in een geschil tusschen het gerecht van Hoorn en de vollers aldaar in 1490. Het Hof stelde
vast dat de vollers een jaar lang voor elk half laken, dat zij maakten, 8½ stuiver zouden ontvangen
en verbood hen „uytganck of monopolie” (werkstaking of oproerige vergaderingen) op verbeurte
van lijf en goed. 6
De achteruitgang van handel en nijverheid en de zware heffingen hebben het bedrijfskapitaal in Hoorn
zoodanig verminderd, dat hier vermoedelijk dezelfde toestand is ingetreden als in Alkmaar een aantal
jaren later, n.l. dat het niet meer de winkel- en marktplaats was, waar de omliggende dorpen zich van
het noodige voorzagen. Waarschijnlijk hebben „de lantdorpen wat …