… gevaar kunnen passeeren; 1 voor alle zekerheid laten ze hun zoutvloot
convoyeeren door vier oorlogsschepen. 2
Dat de vijandelijke stemming tusschen Danzig en Holland zoolang duurde is haast onbegrijpelijk, omdat
de belangenovereenstemming daarvoor eigenlijk te groot was. Als scheepsbouwmeesters bewezen de Hollanders
aan Danzig belangrijke diensten; 3 als invoerhaven van haring en zout en uitvoerhaven van
graan was het een centrum van den Hollandschen handel in de Oostzee; het grootste deel van die rogge
ging naar Amsterdam en Enkhuizen, soms was de invoer in de laatste stad zelfs het grootst. 4
Dat de westvaart in deze periode nog in vollen gang is, blijkt wel uit de mededeeling bij Poelman, dat
Amsterdamsche schepen, die voor het eerst naar de baai van Brouage en vandaar naar Reval, Riga en
Pernou varen met schippers van Hoorn afgesproken hebben in admiraalschap te zeilen om de schade, die
zij door den koning van Denemarken of door Danzig lijden, gezamenlijk te dragen. 5
Dat de kooplieden van Danzig het bejammerden, dat hun stad door de Hollanders geschuwd werd, blijkt
wel uit het vrijgeleide, dat twee Danziger schippers, te Lübeck liggende, geven aan vier schepen
uit Hoorn en drie uit Monnikendam. 6
Hoe in dezen tijd nog altijd de vrees bestaat, dat een onrechtmatigheid door een poorter van Hoorn
tegenover een vreemde begaan, verhaald zal worden op den geheelen schippersstand volgt uit het bekende
briefje van Egbert Pietersz, schepen van 1456-1463 (lijst van Velius). 7
De moeilijkheden, door de houding van Danzig teweeggebracht, namen een einde, toen onder de leiding
van Lübeck een expeditie tegen de kapers werd op touw gezet, waaraan ook Hoorn met eenige schepen
deelnam. 8
Er werd te Utrecht een wapenstilstand gesloten, 9 de hertog bekrachtigde die en de steden
van Holland beloofden er zich aan …