… handelingen geopend tot vaststelling van de schade 1 en in het volgend jaar
gingen wederzijdsche gezanten naar Londen en Holland, 2 maar in den zomer van 1441 hooren
we weer van nieuwe aanvallen en beroovingen. Een Engelsch schip werd door zeeroovers, waartoe Meynaert
uut den Hove en schipper Muyl van Hoorn behooren, veroverd. 3 De regeering van Hoorn werd
opgedragen om den kapers „up hair lijve ende goede” de teruggave te bevelen. In Augustus
1441 gelastte de hertog het stedelijk bestuur te onderzoeken of de goederen door Jan Dircxz van Hoorn
geroofd uit een kraayer, door Lübecksche kooplieden met zout bevracht op weg van Schotland naar
Wismar, wel vijandelijke goederen waren. 4 Genoemde Jan Dircxz werd eenige maanden later
met anderen voor den Raad van Holland gedaagd om zich van „alsulcke neminghe, als hij gedaen
hadt uter zee” te verantwoorden. 5
En terwijl in Juni 1442 afgevaardigden naar Londen gingen om te onderhandelen, lezen we van een bevel
van koning Hendrik VI, die al zijn ambtenaren opdroeg, burgers van Hoorn en Amsterdam in arrest te
stellen en op hun koopwaren beslag te leggen, totdat de som van 2073 ¾ nobels schadevergoeding
door sommigen van hun medepoorters is betaald. 6 Dat deze bevelen werden uitgevoerd blijkt
duidelijk uit de klachten, die de Hoornsche regeering uitte over de schade, haar burgers door de
Engelschen berokkend. 7 Dat de onderhandelaars te Londen de belangen der lakenindustrie
of hun eigen belangen niet vergaten, is op te maken uit het verlof, dat Hendrik VI hen geeft om 20000
wolvellen uit te voeren. 8 In Calais zullen dan in 1444 de onderhandelingen beëindigd
worden. 9 Na eenige chicanes van Engelsche zijde wordt dan in 1445 de vrede
gesloten 10 en den steden in Holland, Zeeland en Friesland aangezegd hun aandeel in de
te betalen schadevergoeding gereed te houden. 11
Hoorn betaalde van de vastgestelde som van 7000 gouden …