Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Tweede hoofdstuk: Groei (± 1400 - ± 1460)

Pagina 26

… handelingen geopend tot vaststelling van de schade 1 en in het volgend jaar gingen wederzijdsche gezanten naar Londen en Holland, 2 maar in den zomer van 1441 hooren we weer van nieuwe aanvallen en beroovingen. Een Engelsch schip werd door zeeroovers, waartoe Meynaert uut den Hove en schipper Muyl van Hoorn behooren, veroverd. 3 De regeering van Hoorn werd opgedragen om den kapers „up hair lijve ende goede” de teruggave te bevelen. In Augustus 1441 gelastte de hertog het stedelijk bestuur te onderzoeken of de goederen door Jan Dircxz van Hoorn geroofd uit een kraayer, door Lübecksche kooplieden met zout bevracht op weg van Schotland naar Wismar, wel vijandelijke goederen waren. 4 Genoemde Jan Dircxz werd eenige maanden later met anderen voor den Raad van Holland gedaagd om zich van „alsulcke neminghe, als hij gedaen hadt uter zee” te verantwoorden. 5

En terwijl in Juni 1442 afgevaardigden naar Londen gingen om te onderhandelen, lezen we van een bevel van koning Hendrik VI, die al zijn ambtenaren opdroeg, burgers van Hoorn en Amsterdam in arrest te stellen en op hun koopwaren beslag te leggen, totdat de som van 2073 ¾ nobels schadevergoeding door sommigen van hun medepoorters is betaald. 6 Dat deze bevelen werden uitgevoerd blijkt duidelijk uit de klachten, die de Hoornsche regeering uitte over de schade, haar burgers door de Engelschen berokkend. 7 Dat de onderhandelaars te Londen de belangen der lakenindustrie of hun eigen belangen niet vergaten, is op te maken uit het verlof, dat Hendrik VI hen geeft om 20000 wolvellen uit te voeren. 8 In Calais zullen dan in 1444 de onderhandelingen beëindigd worden. 9 Na eenige chicanes van Engelsche zijde wordt dan in 1445 de vrede gesloten 10 en den steden in Holland, Zeeland en Friesland aangezegd hun aandeel in de te betalen schadevergoeding gereed te houden. 11

Hoorn betaalde van de vastgestelde som van 7000 gouden …

1 H. J. Smit, Bronnen, No. 1188.
2 H. J. Smit, Bronnen, Nos. 1214, 1219, 1223, 1225.
3 H. J. Smit, Bronnen, No. 1228.
4 H. J. Smit, Bronnen, No. 1231; Inv. G. A.: regest, No. 387; Van Marle, p. 19 spreekt van Weimar; Poelman, Bronnen I, No. 1526.
5 H. J. Smit, Bronnen, Nos. 1233. 1234.
6 H. J. Smit, Bronnen, No. 1243.
7 H. J. Smit, Bronnen, No. 1257.
8 H. J. Smit, Bronnen, No. 1269.
9 H. J. Smit, Bronnen, Nos. 1275, 1279, 1280, 1281.
10 H. J. Smit, Bronnen, No. 1296.
11 H. J. Smit, Bronnen, No. 1304.