Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Vijfde hoofdstuk: Langzame opleving (± 1494 - ± 1520)

Pagina 132

… ten slotte noodzakelijk. 1 Een belangrijk bestaansmiddel was het spinnen van wol voor den stedelijken drapenier, zooals o.a. in Oudendijck en Groothuizen geschiedde. 2 Maar wanneer er stagnatie in den aanvoer was gekomen, gebruikte de dorpeling ook wel „hyerlantse” wol van Texelsche schapen, waarmee hij soms handel dreef en den drapenier concurrentie aandeed, daar het ontbreken van accijnzen het product voor hem goedkoop maakte. De steden verzochten Karel V maatregelen te treffen tegen de kloosters en plattelanders om hun nering slechts toe te laten, wanneer ze „excysen betaelden” 3 (1515). De strijd tusschen stad en platteland werd beëindigd door den „Order op de Buitennering” in 1531, die verbood „weverijen, looierijen, metselarieën, timmeriën, buiten besloten steden, tapperijen of brouwerijen binnen 600 roeden van de stad van nieuws op te stellen”. Het bestaande bedrijf bleef gehandhaafd. Veel effect heeft de order niet gehad door den onwil der baljuwen van het platteland, met de uitvoering belast. 4

1 „Terwijl op 1 K.M². gemiddeld 9 huizen stonden, bedroeg dat getal voor Waterland 19, voor Kennemerland 14, voor Gooiland en West-Friesland 13. Een gevolg van die overbevolking is geweest, dat een groot deel van het platteland bij den aanvang van de 16e eeuw voor zijn bestaan aangewezen was op den loondienst ten bate van het kapitaal in de steden”. (W. S. Unger, Econ. 1913, p. 746).
2 Voor rekening van Leidsche drapeniers, H. Brugmans, Huiselijk en Maatschappelijk leven I, p. 260.
3 E. C. G. Brünner, De Order op de Buitennering, p. 76.
4 E. C. G. Brünner, De Order op de Buitennering, p. 126.