Jan van Egmond maakte zich in het begin van 1481 meester van Leiden en Dordrecht; de stadsregeering
werd bang en woonde een dagvaart te Gouda bij met Utrecht en Amersfoort, waar maatregelen werden
beraamd om de plannen van de landsregeering te dwarsboomen. 1 Inmiddels was gebleken,
dat een zachte aandrang van den stadhouder om intrekking van die vernederende beloften te verkrijgen
niet mocht baten en toen besloot deze door te tasten. Hij verbood de verkiezingen op Goeden Vrijdag
te houden, gelastte ze een maand uit te stellen en bedreigde de kiesgerechtigden met een boete van
2000 leeuwen (f 3000), wanneer ze niet naar dien last handelden.
De bewoners beschouwden deze bedreiging als een aanranding van hun privileges, lieten zich niet bevreesd
maken en zetten de verkiezing door.
Toen is er vermoedelijk door de landsregeering nog een poging gedaan het weerspannige stadsbestuur tot
rede te brengen, want 25 Nov. 1480 gelasten de stadhouder en de andere raden van Holland de bestuurders
van Hoorn gevolg te geven aan de opdracht, die Joost Willemsz, secretaris van Maximiliaan en Maria hen
zal overbrengen. 2
Lalaing liet de gekozenen naar den Haag komen onder voorgeven gewichtige zaken met hen te moeten bespreken
en wierp ze daar in den kerker.
Hun plaats werd ingenomen door Kabeljauwschgezinden en Velaer werd weer tot schout aangesteld (1481).
Onmiddellijk begon deze al zijn tegenstanders te verbannen, wat in het Hoeksche kamp groote verbittering
wekte. Hoorn kreeg Amsterdamsch garnizoen onder bevel van Meinert Willemsz. De nieuwe regeering kwam
al dadelijk in een moeilijke positie; daar het Hoeksche bestuur de burgerij te weinig belast had, was
Hoorn in de bijdrage tot de algemeene belastingen te kort geschoten en die achterstand moest worden
ingehaald. Dadelijk maakte de regeering gebruik van de veranderde situatie en de stadhouder gelastte
Hoorn voor den strijd tegen de Hoeksche steden, Utrecht, Amersfoort, Montfoort c.s. in plaats van 220
man, 140 vreemde ruiters te zenden, elken ruiter tegen betaling van 6 gr. per dag en bovendien 70 man
met gespleten of ongespleten wimpels en geen vierkante banieren. Bovendien moesten ze met schepen den
toevoer uit de Zuiderzee naar Utrecht afsluiten. 3