Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Kroniek van Hoorn 1850-1931

1862

1862. Gasfabriek.
De klachten over de gasfabriek waren in dezen tijd niet van de lucht en hierin vond het gemeentebestuur wellicht aanleiding overname van de fabriek door de gemeente in overweging te nemen.
De tijd was daarvoor blijkbaar nog niet rijp, want opnieuw verleende de gemeente concessie tot exploitatie van een gasfabriek aan de heeren Dr. de Jongh, Mr. D. Léon en F. Polak te 's-Gravenhage, aan welke concessie thans echter strengere voorwaarden werden verbonden betreffende straatverlichting, aanleg van dienstleiding enz.

St. Pietershof.
In verband met de belangrijke wijziging welke in 1862 in den bestuursvorm van het St. Pietershof werd gebracht, meen ik hier het volgende uit de geschiedenis van deze instelling te mogen overnemen uit een memorie indertijd samengesteld door den heer Jhr. Mr. P. van Akerlaken, die het Huis gedurende 25 jaar alleen had bestuurd en beheerd. De gegevens in die memorie vermeld, zijn ontleend aan de Chronijk van Dr. Velius en het vervolg op die Chronijk van Dr. Abbing.
Op het jaar 1426 teekent Velius aan:
„'t Is ook (te weten, dat deur dit werk (t.w. de bewalling van Hoorn) een zeker huijs opgebroken had, dat 's jaars te voren, met een stuk lands, daar het op stond, bij eenige Burgerlui, daar onder Jan Dirksz. Schenker, Pieter Claessz. Brandt, Lambert Hillebrantsz., Claes Pouwelsz. en eenige andere noch genoemt werden, gekocht was, in meeninge, dat zij hare goederen in een beurs zouden brengen, en daer zoo lang met malkander huijs houden, totdat zij ter gelegener tijd, d' een of ander orden zouden aannemen. Maar zoo in de bevestinge van de stad, de gracht midden deur dit huijs henen gelegd werd, liep dezer lieden opzet doen teniet totdat naderhand het erf eenige Tertianen (Broeders van den derden regel, van Amsterdam), gegund werd, die het Klooster Sinte Pietersdal daerop timmerden. In 1457 bouwden die Tertianen daar, met Concent van den Proost van Westfriesland, een groot steenen huijs, van 't welk sij de Noortzijde gebruijkten tot haar kerk, de…