Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn; functies en perspectieven (19)

V. De huidige en toekomstige stadsplattegrond

Na de beschouwingen omtrent de wording en de bestaande structuur van de stad Hoorn en de raming van haar toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden dient nog aandacht te worden besteed aan de ruimtelijke uitdrukking van de stadsontwikkeling, aan de huidige en toekomstige stadsplattegrond. Het is immers niet onverschillig, hoe de verschillende functies, welke de stad vervult, over haar grondgebied zijn verspreid, daar deze verspreiding de sociale en economische samenhang en het functioneren van de stad mede bepaalt.
In de bij dit rapport gevoegde kaart, opgemaakt in samenwerking met de dienst van gemeentewerken naar de toestand in 1951, is een schets gegeven van de verschillende maatschappelijke activiteiten te Hoorn. Deze zijn onderscheiden in een aantal categorieën (17), waarin de bedrijven naar geaardheid of specifieke eisen van plaatskeuze zo goed mogelijk zijn gegroepeerd, n.l.:
1. winkels, kappersbedrijven en cafés,
2. werkplaatsen,
3. industriële bedrijven,
4. handels- en verkeersbedrijven (geen winkels of werkplaatsen),
5. opslagplaatsen,
6. sociale en culturele voorzieningen.

Teneinde een overzichtelijk beeld te schetsen, is van de winkels en van de werkplaatsen alleen het straatfront op de kaart aangegeven. Voor de overige groepen werd de gehele in gebruik zijnde ruimte aangeduid.
Bestudering van deze kaart voert tot de volgende conclusies.
In de eerste plaats blijken de winkels e.d. duidelijk geconcentreerd te zijn in een driehoek, gevormd door de Gedempte Turfhaven, Grote Noord, Nieuwsteeg en Gouw, derhalve in het noordwesten van de oude stad. Men mag aannemen, dat deze "winkeldriehoek" de kern vormt, waar de streekverzorgende functie van Hoorn in hoofdzaak zetelt. Daar deze thans en zeker ook in de nabije toekomst de hoofdfunctie van Hoorn is, kan men stellen, dat het hart van Hoorn klopt in dit noordwestelijk deel der oude stad.

Gelijk uit de historische inleiding moge zijn gebleken, was, aleer Hoorn werd van zeestad tot landstad, niet deze noordwestelijke winkeldriehoek, doch het havencomplex met de bebouwing daaromheen het levende hart, dat wil dus zeggen: het zuidelijk deel van de oude stad, bestaande uit Kaasmarkt, Grote Oost, West en alles ten zuiden daarvan. De verplaatsing van het zwaartepunt van het economisch leven van de naar de zee toegekeerde koophandel en scheepvaart naar de verzorging van het overwegend benoorden de stad gelegen platteland van Westfriesland heeft dus ook ruimtelijk tot verplaatsing van het hart der stad geleid. Bij het opmaken van stede bouwkundige maatregelen voor de ontwikkeling van Hoorn in de tweede helft van de 20e eeuw zal men de consequenties van deze realiteit onder ogen moeten zien en zo goed mogelijk trachten op te vangen.
Alvorens op dit probleem nader in te gaan, dienen de andere conclusies, welke uit de kaart kunnen worden getrokken, te worden besproken.

Op de kaart is duidelijk te zien, dat de werkplaatsen, voor zover niet aan winkels verbonden, zich tevreden stellen met een vestigingsplaats op de tweede rang. Niettemin zijn zij min of meer geconcentreerd in de naaste omgeving van de genoemde "winkeldriehoek" dan wel aan of nabij de overige hoofdstraten:
Duidelijker nog is de concentratie van de handels- en verkeersbedrijven (exclusief winkels en werkplaatsen), enerzijds aan of nabij de hoofdtoegangswegen van Westfriesland naar het hart van Hoorn (het gedeelte van de oude stad benoorden de "winkeldriehoek"), anderzijds rondom het havencomplex. De eerste groep van deze bedrijven is in hoofdzaak aangewezen op landverkeer. De tweede groep had of heeft nog behoefte aan verkeer te water.

De opslagplaatsen komen in de oude stad nog vrij veel voor, zij het in uithoeken of in percelen, die blijkbaar voor meer renderende bestemmingen minder in trek zijn, maar welke voor aan- en afvoer bepaalde faciliteiten bieden.

De industriële bedrijven zijn in hoofdzaak gelegen binnen de oude stad. Het tot 1951 ontbreken van een aantrekkelijk industrieterrein is op de huidige ligging uiteraard van invloed geweest. Sommige bedrijven liggen aan of nabij de havens, andere aan of achter de hoofdstraten, waar zij tot hinder van de omwonenden aanleiding kunnen geven. Voor zover van hinder werkelijk sprake is, zal verplaatsing in overweging genomen moeten worden. Daartoe geschikte terreinen zullen dan moeten worden aangewezen in overeenstemming met de specifieke vestigingseisen van de te verplaatsen bedrijven, d.w.z. ten dele in de oude stad, ten dele aan de rand van de toekomstige stad.
Zeer opvallend is, dat de gebouwen ten behoeve van de sociale en culturele voorzieningen (waaronder alle overheidskantoren en percelen waarin vrije beroepen worden uitgeoefend, alsmede de onderwijsinstellingen) een buitengewoon grote verspreiding over de stadsplattegrond vertonen.