Deze nieuwe straten worden telkens in 2 à 3 jaar volgebouwd, terwijl desondanks grote
woningnood heerst. Het is scheepsvolk, dat zich in deze nieuwe uitleg vestigt. In 1648 worden ook
de drie buitenhavens voltooid, waarvan de Middenhaven (Grashaven) en Oosterhaven (Buitenhaven) in
min of meer gewijzigde vorm thans nog aanwezig zijn.
Het keerpunt voor Hoorn komt in 1666, als een Nederlandse koopvaardersvloot in het Vlie vernield
wordt door de Engelsen. Geen stad heeft een groter aandeel in deze vloot dan Hoorn en van deze
slag kan het zich niet meer herstellen. In de schaduw van Amsterdam blijft het voortvegeteren met
een voorshands nog wassende bevolking. Walvisvangst, haringvisserij en lakennijverheid zijn reeds
tevoren sterk afgenomen of te niet gedaan door de zuigkracht van de buitenlandse handel. Ook de
scheepsbouw, welke vóór de ramp van het Vlie door de handel gevoed wordt, kwijnt nadien weg.
In de 18e eeuw vermindert ook het inwonertal van de stad. Tussen 1732 en 1795 neemt de bevolking
met 30% af en tussen 1795 en 1815 worden 1600 huizen en pakhuizen gesloopt. Havens groeien dicht,
worden gedempt en in grasland veranderd.
Als het Koninkrijk der Nederlanden in 1813 wordt geboren, is de buitenlandse handel, sinds 5 eeuwen
de grondslag van Hoorns bestaan, verdwenen. Hoorn zou toen een agrarisch dorp met een weinig
betekenende visserij en een nijverheid van nog minder belang zijn geweest, als de regionaal
verzorgende functie voor Westfriesland niet behouden was gebleven.
Men mag evenwel aannemen, dat de centrumfunctie van Hoorn bij het einde van het Napoleontische
tijdperk eveneens aanmerkelijk aan betekenis heeft ingeboet.
De ontwikkeling van Hoorn in de 19e eeuw is sterk afhankelijk van deze streekverzorgende functie.
Er is dan ook bijna tot het einde dier eeuw een zekere overeenkomst tussen de loop van het
inwonertal van de stad Hoorn en die van de bevolking van het verzorgingsgebied van Midden en
Oostelijk Westfriesland. Nadien blijft Hoorn in ontwikkeling achter bij het verzorgingsgebied.
Van deze centrumfunctie maken in de 19e eeuw deel uit de binnenscheepvaart en de nijverheid
(tabaksbewerking, goudsmederij), alsmede de handel in de landbouwprodukten van de streek. De
nijverheid geeft vrij veel handen werk, maar draagt toch nog geheel een ambachtelijk karakter.