Niet in het minst hebben ook de tot het verkeer behorende bedrijfsgroepen te lijden gehad juist
van de verbetering van het verkeer. In 1930 gaf deze bedrijfsklasse aan 458 mannen werk, in 1947
aan 362, terwijl het aantal werkers hierin sindsdien vermoedelijk nog verder is teruggelopen
(12).
De concurrentie van het wegvervoer noodzaakte tot rationalisatie bij de spoorwegen. Het
locomotievendepot te Hoorn werd opgeheven, waardoor de bij de spoorwegen werkzame mannelijke
beroepsbevolking met ruim de helft afnam. De ter plaatse aanwezige autobusdiensten zijn weer
opgegaan in de te Alkmaar gecentraliseerde Naco, waardoor het aantal mannen werkzaam bij het
wegvervoer afnam. Het van produktiecentrum tot handelaar reikende vrachtautovervoer reduceerde
de functie van binnenvaart, stuwadoors, cargadoors e.d. en de veem- en pakhuisbedrijven in
aanzienlijke mate. De hulpbedrijven van het vervoer namen af. Ook de horecabedrijven ondervonden,
behalve de ongunstige invloed van het verbeterde verkeer, tevens die van het verdwijnen van de
kaasmarkt. Het aantal hierbij werkzame mannen bleef constant, terwijl de locale en regionale
bevolking met ± 16% is toegenomen.
De verzorgende nijverheid steeg, inclusief de tijdelijk niet-werkenden, in de periode van
1930 tot 1947 met ± 10%. De stijging komt v.n.l. voor rekening van de metaalnijverheid, en
blijkt bij nadere analyse toe te schrijven aan toenemend gebruik van moderne technische vindingen
(auto- en rijwielreparatie-inrichtingen, electrotechnische installatieinrichtingen). Daarentegen
daalde het aantal mannen werkzaam in dto verzorgende nijverheid van voedings- en genotmiddelen in
deze periode.
Bij de overige economische en de sociale diensten (13)
vertoont de financieel-economische administratie het normale beeld van een toeneming. Deze
toeneming zou ongetwijfeld groter geweest zijn, indien thans niet in de meeste dorpen
verzekeringsagenten en in vele accountants gevestigd waren.
De stijging in de wetenschappelijke groepen komt voor rekening van het Rijkslandbouwproefstation.
Dit station is ten rechte van meer dan regionale betekenis. Het daar werkende personeel is om die
reden gerekend tot de stuwenden.
Ook in de andere, tot de economische en sociale diensten behorende bedrijfsgroepen is de
werkgelegenheid van 1930 tot 1947 aanmerkelijk uitgebreid, in het bijzonder bij belasting- en
financiewezen, rechts-, politie- en gevangeniswezen en onderwijs. Ook de stijging der werkgelegenheid
bij de P.T.T. past in het beeld der toenemende administratie.