B. De stuwende nijverheid
Onder stuwende nijverheid worden hier begrepen: bedrijven, die in hun bestaan niet afhankelijk
zijn van de afzet binnen het verzorgingsgebied; inbegrepen bedrijven, die een schakel vormen in
de produktieketen van exportartikelen, en bedrijven, die naar hun aard in staat zijn stuwend te
worden in bovengenoemde zin. Enkele der hieronder genoemde bedrijfstakken vervulden in de jaren
1930 en 1947 dus. geheel of gedeeltelijk een regionaal verzorgende taak.
De stuwende nijverheid berust in hoofdzaak op die in vier bedrijfsklassen, t.w. grafische
nijverheid, houtbewerking, metaalnijverheid en industrie van voedings- en genotmiddelen. De laatste
was daarbij de leidingnemende, totdat zij na de laatste oorlog door de metaalnijverheid overvleugeld
werd.
Tabel 3. Mannelijke beroepsbevolking in de stuwende nijverheid.
1930 | 1947 | |||
abs. | rel. | abs. | rel. | |
grafische nijverheid | 119 | 20,8 | 78 | 21,0 |
bewerking van hout, kurken stro | 27 | 22,2 | 64 | 17,2 |
metaalnijverheid (incl. scheeps- en wagenbouw) |
143 | 25,0 | 117 | 31,4 |
voedings- en genotmiddelen- bedrijven |
184 | 32,1 | 113 | 30,4 |
totaal |
573 |
100 |
372 |
100 |
De grafische nijverheid vertoont een aanzienlijke vooruitgang. In 1889 nog zonder betekenis, waren er in 1930 reeds 119 man in dienst, hoewel haar functie toen nog niet meer dan regionaal verzorgend geweest zal zijn. Het getal van 78 in 1947 is bedriegelijk laag, aangezien volgens de bedrijfstelling 1950 in de drie grootste drukkerijen tezamen reeds 105 mannen in dienst waren, in 1956 zelfs 130. Deze industrie, annex het uitgeversbedrijf, heeft sedert 1930 afzet in het gehele land gekregen en geeft nog steeds van expansie blijk. Eén der drukkerijen heeft thans verscheidene vestigingen in andere provincies.