Overigens zouden de inwoners de vrijheden en rechten van Schellinkhout genieten, behoudens de waag en wissel te Hoorn
1).
Zo zou Wognum naar alle waarschijnlijkheid zich hebben verlustigd in een zelfstandig politiek bestaan, ware het niet verstrikt geraakt in de politieke intriges, welke zich op hoog staatkundig niveau ontwikkelden. De Hoekse en Kabeljauwse twisten, waarin Wognum niet tijdig wist over te gaan van de zijde van Jacoba van Beyeren naar die van Philips van Bourgondië. Dit kostte Wognum en een aantal andere plaatsen hun stedelijk bestaan. 20 augustus 1462 vielen in ons gewest de
volgende boeten: Grootebroek 2000 kronen, Wognum 2000, Hoogwoud 4800, Spanbroek 4000, Abbekerk 2560 en Sijbekarspel 1440. De stad
rechtbrieven moesten worden ingeleverd en weer zou hun gebied onder een baljuw komen te staan. In feite werd deze toestand echter niet blijvend hersteld. Op 9 december 1426 kocht Wognum het poortrecht van Hoorn. Het betaalde hiervoor vermoedelijk
233½ Franse kroon, aangezien de "gemene meente" van Wognum op die dag aan de
grafelijke tresorier, Boudewijn de Zweeten beloofde dit bedrag te zullen voldoen "binnen die vier heilige dagen na kerstavond"
2). En dat dit bedrag is betaald bewijzen de knippen in het dokument.
De positie, waarin Wognum door de handvest werd gesteld, was vrij vernederend. Zij worden nog wel "goede luden" genoemd, maar dat was maar een kanselarij-uitdrukking. Feitelijk' worden ze nog beneden die van de Veenhoop gesteld. De burgemeesters van Hoorn toch
verkozen de vredemakers van Wognum. Daar stond wel tegenover, dat het zijn eigen schout had, maar diens
bevoegdheden werden beperkt tot het berechten van zaken die ten hoogste een
pond boete opleverden 3).
Of nu de beperkingen, in de nieuwe vrijbrief vervat, de belangstelling van de Wognummers voor het bezit van stadrecht hebben bekoeld, of dat er een andere reden is geweest, waarom zij nog verschuldigde boeten niet op de overeengekomen tijd aan de heer hebben betaald, feit is, dat op 1 october 1427 de heer "die van Wognum ende van
Zybekerspel mit sinen toebehoren alle hoire rechten, die sy van minen
genadigen here vercregen hadden, wederseyde, want sy hoiren brueken niet
betailt en hebben tot sulke dagen als sy mitten rade overdragen waren 4).
1) Den Haag, Algem. R.A. Leen- en Reg.kamer v. Holland. Privilegia I (1406-1416) fol. 132.
2) Hoorn, St.Arch. Inv. Gonnet. R.nr. 274.
3) Den Haag, Algem. R.A., Leen- en Reg.kamer v. Holland. Inv.nr. 318, fol. 86.
4) Den Haag, Algem. R.A., Leen- en Reg.kamer v. HoIland. Inv.nr. 318. fol. 133.