Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

De ontwikkeling van de vrijheid en de stedelijke jurisdictie van Hoorn (23/25)

Evenwel niet minder scherp dan het protest was de beslissing van de heer. 20 juni 1408 gelastte hij "met sonderlinge eernsten" aan de stad Hoorn "op hoir lijf ende op hoir goedt" om de bewoners van Veen hoop aan te nemen "ende hun verantwoerden in alle saeken als zy hoeren poorteren schuldich zijn te doen ende des in geenre wijs en laten". En verzet hiertegen? "Want waert dat zy ons geboits hierin overhoerich worden, dat wouden wij an hun houden ende verhalen, als an denghenen die ons van onser heerlicheden verminderen woude, zonder verdrach" 1).

Het laatste bedrijf in de uitbouw van de stedelijke jurisdictie van Hoorn speelt te Wognum. Het is een vrij ingewikkeld geval. 2 februari 1414 werden de bannen Wognum, Wadway, Oudebucswoude (Hauwert) en Nieuwebucswoude (Nibbixwoud) onder de naam Wognum tot stad gepromoveerd, of, om precies te zijn, werd het desbetreffende charter uitgevaardigd. In december 1413 toch droeg heer Willem aan Garbrant Jacobsz het schoutambt, van onse stede van Wognem" op 2).

De mogelijkheid tot verlening van het stadrecht was ook hier voorbereid door concentratie van de schoutambten in één hand. In 1392 wordt aan Claes de Zaele het schoutambt van Wognum, Hauwert en Nibbixwoud verleend. Deze Claes de Zaele stond bij Albrecht van Beyeren blijkbaar hoog in de gunst. Hij noemt hem "zynen neve" en gaf hem 7 januari 1395 de visserij binnen het ambacht van Wognum, geheten de Rijsdam en de Leec. Daarop volgt dan de benoeming van Garbrant Jacobsz voor alle vier de bannen en tegelijkertijd de verkoop van een stadrecht. Het recht zou men bezitten tussen "der kercken ende der Zijdwinden". De schout zou jaarlijks op Nieuwjaarsdag uit drie en dertig de rijksten zeven schepenen kiezen en beëdigen. Uit hun midden zouden de rijksten twee raden (burgemeesters) kiezen. De rijksten mochten ook een weekmarkt organiseren, maar zo dat deze die van een andere stad niet zou hinderen. De schout die, gelijk wij zagen, zijn ban lichtte bij de heer van West-Friesland, moest deze rekening doen van alle boeten, gewin ende profijt, naar inhoud van zijn aanstelling. Alle breuken moesten binnen een jaar vervolgd worden op straffe van verjaring. Ook kreeg Wognum het jus de non evocando, het zo op prijs gestelde recht om door proost of deken van West-Friesland niet gedaagd te kunnen worden buiten de rechtbank van Wognum. Het dijkrecht bleef zoals het was, alleen werd het gesteld onder oppertoezicht van de kastelein van Medemblik, gelijk het voordien onder dat van de baljuw stond.

1) M. S. Pols, a.w. I p. 22. Hoorn, St.Arch. Inv. Gonnet R.no 152. Dat dit besluit reeds vier dagen na de verlenging van het privelegie aan de Veenhoop viel, schijnt er op te wijzen, dat het stadsbestuur van Hoorn reeds eerder op de hoogte was van het heerlijke plan.
2) Den Haag, Algem. R.A. Leen- en Reg. kamer v. Holland. Inv.nr. 324b fol. 43.