Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

De ontwikkeling van de vrijheid en de stedelijke jurisdictie van Hoorn (2/25)

Deze precisering ontneemt aan de tweede zin feitelijk de grond voor het leveren van een bewijs. Hij is overbodig geworden. Wanneer wij er niettemin aandacht aan schenken, dan is het omdat er een paar stellingen in voorkomen, die ons tamelijk aanvechtbaar schijnen:
1º   Hoorn is in de eerste helft van de 14e eeuw opgekomen als handelsplaats;
2º   Hoorn is verrezen in de ban van een ander dorp, vermoedelijk Zwaag.
Wij hebben de indruk, dat Pols zich, wat de eerste stelling betreft, te veel heeft laten leiden door Velius. Deze verhaalt, dat in 1316 aan de oostzijde van de Rode Steen een sluis en overtoom werden gemaakt. Daaraan losten Denen, Bremers en Hamburgers hun koopwaar, verkochten deze aan het landvolk en ruilden ze tegen produkten van het achterland. Bij het toenemende verkeer meenden drie gebroeders, Hamburgers, dat het bouwen van een herberg en van bergplaatsen voor hun koopwaar hier een goede zaak zou kunnen zijn. Het plan kwam tot uitvoering en in 1316 verrezen ter plaatse van de Rode Steen drie huizen, opgetrokken in "radbouters" of moppen; de eerste van het toekomstige Hoorn 1).

Uit de algemene handelsgeschiedenis weten wij echter, dat kooplieden uit de Oostzeelanden, vooral Denen en "Eydersen" (Holsteiners) reeds in de 13e eeuw een levendige handel onderhielden met Brugge, het zuidelijke handelscentrum bij uitstek. De vaarroute lag op een der oude koningsstraten, de Zuiderzee; en verder binnendoor over meren, stromen en wateringen naar het zuiden. Zij voeren dus langs West-Friesland en passeerden dit niet zonder het aan te doen. Dit, blijkens de sporen, die zij daarin hebben achter gelaten. Herhaaldelijk toch ontmoeten wij in verschillende bronnen de naam of bijnaam Oisterling (Opmeer), Oestener (Wognum), Oisteren (Venhuizen) 2) - een equivalent voor de naam Deen in onze dagen. En uit de plaatsen, waar deze namen worden vermeld blijkt, dat zij zich hadden gevestigd tot in het hart van West-Friesland. Het waren evenwel niet alleen de Oosterlingen, die de handel beheersten; de Westfriezen zelf lieten zich in dat opzicht ook niet onbetuigd. Zij voeren naar het zuiden zowel als naar het noorden.

1) Th. Velius, Chronyk van Hoorn. Dezen vierden Druk met Aantekeningen vermeerdert door Sebastiaan Centen. Hoorn 1740. p.1: H. Kroon Dz. en F. Kapteyn, Nieuwe Kroniek van Hoorn. Hoorn 1891. p.8. In 1560 zouden deze eerste huizen, die dan ter plaatse van de Havensteeg moeten hebben gestaan, nog aanwezig zijn geweest.
2) P. Koster, Hoorn in de Middeleeuwen. De economische ontwikkelingsgang van een Westfriese stad, Amsterdam 1929, geeft op p. 3. n.2. een hele reeks van namen, die duiden op afkomst uit het Oostzee gebied.