Recht tegen een poorter kon alleen worden gezocht voor de schepenbank van de eigen stad. En
wanneer hij in zijn rechtmatig bezit onrechtvaardig was geschaad, moest de schout, gesteund door
heel de burgerij, rijk en arm, er naar streven het onrecht te herstellen, ook al was het de
poorter in een andere plaats aangedaan.
De poortrechtbrief was evenmin als het landrecht een volledig uitgebouwd geheel. Hij maakt de
indruk, dat hij in de loop der jaren onsystematisch is aangevuld. Dit was echter geen bezwaar,
aangezien hij de bepaling bevatte, dat het gerecht van de stad zelf keuren mocht maken om het
leven binnen de vrijheid te ordenen en te regelen naarmate de omstandigheden dat wenselijk
maakten. Van niet geringe betekenis was in dit verband de regeling van het vreemdelingenrecht.
In de oorkonde zelf was reeds aangegeven, dat aan een gast binnen drie dagen recht moest worden
gedaan, terwijl een poorter dit niet dan binnen veertien dagen kon vorderen. Nu kon het ook nog
voorkomen, dat de termijn van drie dagen zelfs nog te lang was. Stel het geval waarbij een
schipper betrokken raakt, terwijl hij "cruyst leit ende reed is om te seilen", dan moest
betrekkelijk onmiddellijk recht gedaan kunnen worden. In verband hiermede ontwikkelde zich dan
ook uit het gast recht het zogenaamde vlot- of zeevaardig recht.
Van groot belang voor de scheepvaart was, dat de poorters van Hoorn werden vrijgesteld van alle
tol en tolvordering in het graafschap Holland; voor nijverheid en handel, dat men een jaarmarkt
mocht organiseren, welke veertien dagen duurde. Als bijdrage voor de goede stemming werd bepaald,
dat de poorters van Hoorn mochten tappen zonder daarvoor tol of accijns te moeten betalen.
In de oorkonde werd ook nog bepaald, dat Hoorn de heer moest volgen op zijn heervaart met twaalf
mannen. Aan dit getal werd niet precies vastgehouden, want in mei 1408 lagen er bijv. vijftien
man van Hoorn en negen van Grootebroek voor de graaf in het slot van Heukelom, terwijl die van
Enkhuizen met zeven en die van Medernblik met tien man dat van Woudrichem bewaakten
1).
Hoorn na 1426 door Akerlaken.
Wij zullen de overige bepalingen van de handvest hier niet ontleden, hoewel verschillende verleidelijk tot commentaar lokken. Zo bijv. de bevoegdheid van de rechter om, in geval van twist, de grafelijke vrede op te leggen. Drie maal voor twee weken. Daarna drie maal voor een jaar en een dag. Wie deze vrede verbrak verbeurde tien pond. Bedoeling hiervan was de mogelijkheid voor verzoening te scheppen. En hiermede stappen wij beslist af van het poortrecht. Hoorn ging, blij er mee, een tijdperk van grote bloei tegemoet.
1) Den Haag. Algem. R.A. Leen- en Reg.kamer v. Holland.