Zijn ontwikkeling moet dus een andere zijn geweest dan
Velius ons gelieft te doen geloven. Hij denkt het beginpunt ter plaatse van de huidige Havenstegen.
"Daer was eertijds (soo geseyd is) in den dijk een groote sluyse met een overtoom aen d'oostzyde
van den Rooden Steen (soo ons markt tegenwoordelijk genoemd wordt)" 1).
Hiertegen bestaat het bezwaar, dat de huidige dijk, welke van de Munnikyerhoek te Schellinkhout
naar het tegenwoordige Hoorn gaat en daar de lijn: Oost, zuidzijde Kaasmarkt en
West 2) volgt, een inlaag is, dus de vervanger van een ouder dijkvak.
Willen wij ons een beeld vormen van de oorspronkelijke toestand, dan moeten wij die later
aangelegde dijk wegdenken. Dan moeten wij de Gouw de richting, waarin deze uit de Nieuwstraat en
Kerkstraat komt, zien vervolgen naar het zuidwesten, dwars over de Kaasmarkt. Ter hoogte van de
zuidzijde van deze laatste, nabij de Havenstegen, verenigde hij zich met de (Nieuwe) Noord, met
welks uitkomende grond een daaraan paralel lopende weg was aangelegd, het Noord, dat via het Keern
aansloot op de Rijsdam, de waterschutting van Zwaag, maar ook de weg naar Wognum. Gouw en Nieuwe
Noord liepen verenigd door een zuidelijker gelegen voorland en eindigden daar in een kil, waarin
waarschijnlijk een vrij scherpe bocht lag, die een bescheiden
schuilplaats heeft geboden aan vissersschuitjes en handelsscheepjes. Deze haven moet buiten de
oorspronkelijke zeewering hebben gelegen, want daarin lag een sluis, welke geen schutsluis, maar
wel een zeer belangrijke spuisluis zal zijn geweest, aangezien zij als functie had het overtollige
boezemwater, niet alleen van de banne Hoorn, maar ook dat van die van Zwaag, alsook het uit de
Wijzend in de Gouw komend water af te voeren. Deze moet hebben gelegen in de oorspronkelijke dijk,
die het uiterste land van de banne Hoorn beschermde tegen de zeevloed.
Voor de hand ligt, dat belanghebbenden bij visserij, handel en scheepvaart zich nabij de haven
hebben gevestigd. Dit moeten wij niet zo verstaan, dat wij ons daar een sterk geconcentreerde
bewoning hebben gedacht.
1) Velius, a.w. p. 9.
2) De bewering van W. B. Peteri, Overheidsbemoeiingen met Stedebouw tot aan den vrede van
Munster. Alkmaar 1913. p.34. "Het Oost, West en de Westerdijk waren stukken van den zeedijk.
Deze komt reeds voor op de kaart van 1288, door mr. G. de Vries." Snijdt geen hout. De kaart van
1288 toch is niet een uit die tijd afkomstige kaart, maar een door G. de Vries samengestelde.
Hoewel de samensteller zeer serieus is te werk gegaan aan de hand van tal van dokumenten, heeft
hij een situatie, over welke hij geen oorspronkelijke gegevens had, moeten gissen. Het zou van
belang zijn voor de "prehistorie" van Hoorn, indien te gelegener tijd op de daarvoor in
aanmerking komende plaatsen, de bodem kon worden onderzocht.