Hij lokaliseert deze aan de oostzijde van de Kaasmarkt, hetgeen zeer goed mogelijk is. Wij
behoeven hiervoor slechts aan te nemen, dat de vroede vaderen van Hoorn zoveel inzicht in de
toekomst hebben gehad, dat zij in het plan van dijkbouw ook de aanleg van een opslagplaats, de
latere Kaasmarkt, hebben opgenomen. Daartoe was alleen maar nodig, de dwars door het terrein
lopende Gouw naar het oosten te verleggen. Sindsdien concentreerde zich onwillekeurig de bewoning
van Hoorn rond die plaats en het huis "van seer groote ouderwetse gebakken steenen / en hebbende
voor aen de Gevel een Steenen Lantaren / daer men by nacht licht in stelde / opdat de schuyten en
schepen / die by donker aen quamen haer koers daernae mochten richten" zal daar enige tijd daarna -
en dat kan best in 1316 zijn geweest - zijn gebouwd. Ook is het niet buitengesloten, dat het gezet
is door Hamburgse bierbrouwers, aangezien in Hoorn een tol voor buitenlands bier blijkt te zijn
gevestigd.
Aangenomen moet worden, dat dit alles, zoals hiervoor is betoogd, is gebeurd voordat het
buitendijks gelegen land is weggespoeld, zodat ook nadat de inlaag was gemaakt, nog een zeer
belangrijke oppervlakte grond ten zuiden, maar vooral ten zuidwesten van de nieuwe dijk lag. En
dat terrein moet ook nog beschermd geweest zijn tegen de zeevloed, want het was bewoond. Dit
gebeurde meer. Wij zagen dit uit de zoëven aangehaalde oorkonde van Albrecht van Beyeren aan de
buitengedijkte inwoners van Scharwoude. In Enkhuizen werd de kerk eerst in 1423 van buiten naar
binnen verplaatst. In Hoorn hebben de zaken niet anders gelegen. Wij menen dat te kunnen lezen uit
de reeds aangehaalde uitspraak van Jacob, bisschop van Suden, en anndere raden van de heer van
West-Friesland, welke enerzijds handelt over geschillen in West-Friesland, anderzijds een
verstoeling geeft van de toenmalige zeedijk. In beide delen nu wordt gesproken over een sluis te
Hoorn. In de uitspraak staat: "Ende dat Maertyn van der Nieuwerwike die sluze te Hoerne bi sinen
huze opghesparret hadde". In de dijkverstoeling wordt vermeld: "Item vandane (dit is van de sluis
bij de kerk van Schellinkhout) totter nieuwer sluze toe te Hoerne bi Zudendorp is lanc XIIIc
gherden" 1).
Deze twee passages waren voor G. de Vries Az. aanleiding tot de beschouwing: "Op de plaats, thans
door de stad ingenomen, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, stond reeds geruimen tijd vóór
den aanvang der veertiende eeuw, naar ik meen een dorp, Zudendorp geheeten, hetzij het als
zuidelijk gelegen dorp dien naam droeg, in welke veronderstelling men echter eer Zuderdorp zou
verwacht hebben, hetzij het naar den bisschop van Zuden, in wiens bescheid van 1319 de eenige
vermelding der plaats gevonden wordt, genaamd was.
1) F. v. Mieris. a.w., 11. p. 212. 215.