Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

De ontwikkeling van de vrijheid en de stedelijke jurisdictie van Hoorn (21/25)

Misschien is er aan deze lastgeving van de landsheer, die aan duidelijkheid niets te wensen overliet, aanvankelijk enig gevolg gegeven, maar het is zeker niet van harte gegaan. Wij kunnen ons nog wel indenken, dat de schepenen van Zwaag iets te vertellen hadden als poorters van Zwaag voor de Hoornse vierschaar verschenen, maar verder zal hun duidelijk zijn gemaakt, dat zij zich met de zaken van Hoorn niet hadden in te laten. De positie van de burgemeester van Zwaag zal helemaal niet te benijden zijn geweest. Zijn stem zal in het college van raden van Hoorn niet zijn gehoord. Vermoedelijk, en nu gissen wij het verloop, zal hij eigener beweging zijn weggebleven en zullen de Zwaagse leden zich uitsluitend hebben bezig gehouden met eigen aangelegenheden. Dit zal zijn bevorderd door de kort daarop gevolgde beroeringen en door de ontwikkeling van Hoorn tot een besloten stad. Door dit laatste begon zijn karakter wezenlijk meer en meer te verschillen van het platteland blijvende Zwaag.

Dit heeft de bewoners van Zwaag niet steeds ten volle bevredigd. In 1505 heeft een aantal ingezetenen van Zwaag, die zich burgemeester, schepenen en raad van Zwaag noemden, getracht hun rechten op te eisen. In eerste aanleg in Den Haag, in hoger beroep voor het Hof te Mechelen. Zij hielden staande, dat zij meer dan honderd jaar lang een burgemeester kozen, die met schepenen en raden de rechtspraak, welke men buur recht noemde, hadden uitgeoefend. Het stadsbestuur van Hoorn hield hier tegenover staande, dat Zwaag recht had op twee vredemakers en een "buerman", die door Hoorn werden belast met het toezicht op de wegen in hun banne en hun wateringen. Zwaag verloor het proces en moest een groot bedrag aan gerechtskosten betalen. Het verloor het; niet op grond van door Hoorn overgelegde dokumenten, maar op de overtuiging, dat de volmacht van eisers niet door het grootste gedeelte van de bewoners van Zwaag was verstrekt 1). Op een informaliteit dus.

Was Hoorn met zijn ontkenning van het recht van Zwaag om met eigen poorters het buurrecht te mogen uitoefenen te goeder trouw? Velius noemt het verzoek onbillijk 2). Wij nemen aan, dat hij niet beter wist, want in zijn tijd zal de lastgeving van Willem VI al lang verdonkeremaand zijn geweest. Het is echter de vraag of men er in 1505 niet meer van heeft geweten. In ieder geval komt hieruit vast te staan, dat de bepalingen in de lastgeving aan Hoorn verstrekt, niet zijn nageleefd en dat het stadsbestuur zelfs niet bereid was tot een bescheiden concessie in 1505.

1) Hoorn, St. Arch. Inv. Gonnet. nr 241. R.nr 1295, 1296, 1310.
2) Velius, a.w., p.171.