Dank zij deze verbetering, die in 1341 werd aangebracht, werd Hoorn overslaghaven of
stapelplaats, niet alleen voor het Westfriese achterland en Kennemerland, maar ook voor langs de
binnenwateren bereikbare zuidelijke handelscentra.
Handel en scheepvaart brachten de inwoners van Hoorn in contact met gebruiken, rechten en
ordeningen, welke in de eigen plaats niet gangbaar waren en, hoewel van belang voor de bevordering
van het economische leven, toch niet zonder meer door het eigen bestuur konden worden ingevoerd.
Na de onderwerping door de graven van Holland brachten deze, te beginnen met Jan I, de Westfriezen
een landrecht, dat kennelijk geïnspireerd was door het Kennemer landrecht, waaruit meerdere
passages letterlijk waren overgenomen. Het bleek echter maar matig te voldoen, hetgeen voor de
Westfriezen aanleiding was om te trachten het volledige Kennemer recht te verkrijgen. Dit werd in
1310 toegestaan. Evenwel, het correspondeerde niet op de oorspronkelijke Westfriese toestanden en
daarom bracht ook dit niet, hetgeen zij er van hadden verhoopt. Het was bovendien geen behoorlijk
systematisch opgebouwd wetboek, maar een compilatie van bepalingen. Het al of niet goed functioneren
hing te veel af van de ambtenaren, die met de uitvoering waren belast. Dat deze hiervan misbruik
maakten, bewijzen de klachten over baljuwen, dijkgraven, rentmeesters, schouten en boden, mannen
die daar hun bewind voerden op grond van heerlijke aanstellingen. Volledige verbetering heeft ook
niet gebracht een onderzoek, dat in 1319 werd ingesteld, al werd dit ook voor keizerin Margaretha
aanleiding om o.m. de bevoegdheid van de baljuwen te beperken ten gunste van de plaatselijke
besturen.
Volledige voldoening kon slechts worden verkregen door toekenning van het poortrecht, gelijk dat
in 1289 aan Medemblik was verleend. Daarvoor was evenwel de medewerking nodig van de heer van
West-Friesland. Een gunstige sfeer om dit te verkrijgen werd geschapen door het conflict, waarin
Willem V zich tegen zijn moeder, keizerin Margaretha, wikkelde. Ten einde de steun aan geld en
manschappen te verkrijgen, waaraan hij dringend behoefte had, deelde hij kwistig privilegiën en
voorrechten uit. Hierdoor aangemoedigd stelden Enkhuizen en Hoorn een poging in het werk, ook
poort recht te bemachtigen. Beider poging werd met succes bekroond. Hoorn verkreeg het tegen
betaling van 1550 schilden 1).
1) Hoorn, St. Arch. Inv. Gonnet. R. nr 17.