In de "Nadorst", buiten de stad, konden de plechtige gezichten afgelegd worden en even gezellig
worden gepauzeerd.
Intussen was om drie uur de vroedschap bijeen gekomen, weer onder voogdij der geconstitueerden.
Nadat alle leden, op vier na die weigerden (de straks vermelde Heren Schagen, Cromhout, Reep
Verlooren en J. v. Akerlaken), beëdigd waren, wees men twee nieuwe afgevaardigden naar de Staten
van Holland aan. De patriotten Jacob Groes en Mr. Cornelis Carbasius waren de uitverkorenen.
Zondag 9 september betrok voor 't eerst een uitsluitend patriottische groep van twintig man de
wacht voor 24 uur.
Zij namen hun intrek in 'n koffiehuis op de Rode Steen, drie huizen van de Havensteeg. Later
werd de hoofdwacht gevestigd in 'n pakhuis van Willem Schuurman op 't Oost, vlak bij de Waag.
In Medemblik werd, met behulp van 't in Hoogkarspel gekantonneerde vliegend legertje, tussen 13
en 17 september de wet verzet; vijf leden van de oude vroedschap werden "geremoveert".
De gouden tijd der patriotten raakte echter gauw voorbij. Zaterdag 15 september vertelde men
in de stad, dat de Pruisen Gelderland binnengevallen waren. Wat was het geval? Nadat de Prins
geweigerd had naar Den Haag terug te keren, tenzij men hem uitnodigde, besloot zijn vrouw,
prinses Wilhelmina, te gaan. Zij wilde contacten gaan leggen met 'n actieve groep van
prinsgezinden, waaronder de bekende Gijsbert Karel van Hogendorp, die gesteund werd door de
Engelse gezant Harris. Zij werd, zoals overbekend, door Goudse vrijcorporisten bij de
Goejanverwellesluis tegengehouden. "Met voorbijgang van haren natuurlijken beschermer" (Gosses
en Japikse; Handboek tot de staatkundige geschiedenis van Nederland, blz. 353), wendde zij zich
om voldoening tot haar broer Frederik Willem II van Pruisen. Toen de gevraagde satisfactie door
de Staten van Holland werd geweigerd, trok de Pruisische veldheer Ferdinand van Brunswijk met
'n legertje van 20.000 man op donderdag 13 september ons land binnen.
Al gauw begon het voor de patriotten jobstijdingen te regenen. Amersfoort was door de Pruisen
bezet en zondag de 16e september vernam men dat de eerzuchtige en dikdoenerige, Hollandse officier
de Rijngraaf van Salm, die Utrecht zou verdedigen "om Holland voor een aanval van Pruisische
Troepen te dekken" naar 't westen was gevlucht. Gorkum had zich bij akkoord overgegeven. In de
Staten van Holland ontstond scheuring. De doorgewinterde patriottische leden (tien steden,
waaronder Alkmaar en Hoorn) verplaatsten hun zetel naar Amsterdam.