Burgemeesteren noemden de z.g. eed een "onwaarachtige en Godslasterlijke" en loofden f 300.- uit
voor degene, die de opsteller er van zou kunnen aanwijzen en nog eens f 300.- als men kon aantonen
dat ooit zulk een eed was afgelegd. De verklaring van Klaas van Voorst in zijn meer vermelde
dagboek, dat hij een ijverig beminnaar was van zijn vaderland en van de handhaving van "desselfs"
wetten, zowel godsdienstige als politieke, is hier misschien wel als antwoord op bedoeld. Want onze
Klaas was lid van "Voor Vaderland en Vrijheid", dat de auteur van de eed heette te zijn. We hebben
in deze Van Voorst een man te zien, die niet door dik en dun alles goed vindt, wat zijn vrienden
deden of zeiden. "Zeer toegeneegen aan veeler denkwijze der zulken, welke men Patriotten noemt,
ben ik egter verre af van derzelver maatregels in allen opzigten goed te keuren." Wat de eed
betrof, behoefde hij zich niet te distanciëren van zijn vrienden, want deze eed bestond alleen
maar in 't verhitte brein van enkele fanatici. Van die mensen, die Van Voorst beschrijft als
degenen, die "het Stadhouderschap van het beoogde Nut berooven". De schrijver is er "ook volkomen
aantoe om gunstig te denken over een Stadhouderlijke Regeringe, mits volgens behoorlijke
Instructiën bepaald" en "ondergeschikt aan de hoge magten dezes lands, aan de Representanten der
Natie". Naar zijn mening kan deze staatsvorm dan "uyt aanmerking der bovendrijvende denkwijze van
de meerderheid onzer ingezeetenen" - en dat zegt een patriot! - "zijne nuttigheid hebben". Uit
deze opmerkingen blijkt wel, dat het Dagboek van genoemde Van Voorst, hoewel niet geheel
objectief, toch niet zo partijdig is, dat 't als geschiedbron ongeschikt zou zijn.
Wij vermeldden reeds, dat Hoorn zijn patriottisch vrijkorps bezat. Daarnaast bestond er ook een
z.g. "Oranjecorps", officieel geheten "Tot Nut van Hoorns schutterij", bestaande uit meer dan
driehonderd leden, gerecruteerd uit timmermans-, metselaars- en schippersknechts,
scheepstimmerlui of bijltjes, vissers, baanders en sjouwerlui. Deze mensen oefenden in 'n groot
pakhuis aan de Vest, tussen de Koe- en Noorderpoort "agter tegen het vrouwen Hofje" (thans
bekend als het Claes Stapelhofje). Waar derhalve twee gewapende groepen tegenover elkander
stonden, konden conflicten moeilijk uitblijven. Men hield ernstig rekening met de mogelijkheid,
dat de verjaardag van de Prins (donderdag 8 maart 1787) aanleiding tot botsingen zou geven. Maar
gelukkig gebeurde dat niet. Wel werden in de onmiddellijk volgende dagen verschillende patriotten,
die de zwarte kokarde op de hoed droegen, genoodzaakt deze er af te nemen.