Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Het Patriottisme in Hoorn in de jaren 1786 en 1787 (7)

Tenslotte verzekerde men dat de stadhouder zich de rechtmatige haat en afkeer der natie op de hals had gehaald.
Het betrokken geschrift sprak er van, dat men zijn "Sentimenten opentlijk aan den dag legde". Nu, daarin spraken zij volkomen naar waarheid. Zij deden een beroep op de Edel Groot Mogende Heren, leden der Staten van Holland, op dezelfde voet door te gaan en niet te rusten aleer "de gebiedende als uitvoerende magt tot hunne juyste palen" zullen zijn gebracht. Dit felle anti-orangistische schrijven was door 235 personen getekend. Was dat veel of weinig? Blijkbaar weinig, want Van Voorst, die een der mede-ondertekenaars was, beklaagde er zich over, dat 't stuk "zo schielijk en als verhaast was verzonden". Een telling van de bevolking staat ons slechts van 1795 ten dienste, toen door de wijkmeesters voor 't eerst een nauwkeurige bevolkingsstatistiek werd gemaakt. In dat jaar telde Hoorn 9409 inwoners, verdeeld als volgt: 2720 mannelijke personen boven 14 jaar en 3839 vrouwen boven 12 jaar. Verder 1462 jongens onder de 14 jaar en 1383 meisjes beneden 12 jaar. Hieruit volgt dat maximaal 10% van de meerderjarige mannen had getekend. En toch zou dit kleine aantal in 't volgend jaar zó de wind meekrijgen, dat het zijn wil aan de gehele burgerij kon opleggen. Maar dat kon alleen steunend op de bajonetten der patriottische vrijscharen. 't Is meer in de historie vertoond, dat een minderheid de meerderheid terroriseerde!!

Erkend moet worden, dat die minderheid grotendeels bestond uit ontwikkelde burgers, zoals enige predikanten, notarissen, apothekers, boekhandelaren, gildemeesters, terwijl tot de meerderheid velen behoorden, die meer negatief dan positief dachten, d.w.z. aan de stadhouderlijke kant stonden, niet zozeer uit liefde tot de Prins dan wel uit antipathie tegen enkele vooraanstaande patriotten.

Het jaar 1787 begon in Hoorn onder zeer tragische omstandigheden. Burgemeesteren en schepenen zagen zich namelijk verplicht een publicatie te doen, waarin zij constateerden, dat er zo grote tweespalt tussen de burgers onderling gaandeweg was ontstaan, dat "de een den anderen haatte, vervolgde en nadeel in zijne handteering toebragt". Deze gedachtengang berustte op de verspreiding van een gerucht, als zouden de patriotten een eed gezworen hebben om de Protestantse godsdienst en 't Huis van Oranje uit te roeien. Ten aanzien van de eerste beschuldiging bedenke men wel, dat onder de patriotten vele dissenters waren, d.w.z. mensen, die niet tot de Gereformeerde (d.i. thans Ned. Herv.) Kerk behoorden. Deze Kerk was staatskerk, 't geen inhield, dat alleen haar leden openbare ambten mochten bekleden.