Mr. Cornelis Carbasius, oud-schepen van Hoorn en 'n vooraanstaand patriot, deelde in zijn
attestatie mee, dat een zekere Dirk Klopper geruime tijd op donderdagmiddag voor zijn huis had
heen en weer gelopen "de allerijselijkste vloekwoorden" uitend. Dreigend had deze man gewezen
op 'n mes, dat hij in zijn broekband had zitten, totdat hij door 'n rustige prinsgezinde buurman
van Carbasius kon worden verwijderd. Carbasius moeder, Vrouwe Wynanda Cornelia Kayser, weduwe van
Mr. N. Carbasius, vulde in 'n aparte mededeling deze woorden nog aan. Zij vertelde, dat een
onbekend persoon, "sterk gekrapt aan beiden de wangen", maar liefst vijfentwintig flessen wijn
opeiste. Op de mededeling, dat zij die niet bezat, nam men met vier genoegen en dronk die op
straat meteen leeg. Dokter Botbergen, die zich verstoutte de ruitentikkers "vee" te noemen, ving
uit 'n gesprek tussen een uitdrager en enige vrouwen op: "Nu die Botbergen moet ook maar van kant".
Dr. Botbergen beschuldigde Mr. J. van Bredenhof, Heer van Oosthuizen, er van 't oproerige volk
"met genoegen en vriendelijk gelaat" te hebben gegroet en de Heer Opperdoes, een prinsgezind lid
der stadsregering, twee glazen wijn achter elkaar te hebben gedronken, terwijl hij uitriep
"Succes", op 't ogenblik dat zijn huisknecht hem kwam vertellen dat 't volk zijn oproerige actie
was begonnen.
De grond werd al deze mensen, begrijpelijk, erg warm onder de voeten. Daar "het gemeen meester
was, alles in een chaos was veranderd en de akeligste gevolgen voor de vaderlanders te gemoed"
gezien konden worden, gingen al deze deposanten "ter bevijliging van hun rust en leeven" naar
't patriottische Alkmaar, waar zij hun verklaringen aflegden en ons de stof verschaften voor
een beschrijving van de zwarte donderdag van 15 maart 1787. En wie niet vluchtte stuurde z'n
goederen naar goede vrienden buiten de stad. Veel zaken kwamen er stil te staan. 't Werd een
slechte tijd voor winkelier en ambachtsman. Betekende dit nu, dat de patriotten zich gewonnen
gaven? Allerminst. Eén burgemeester, Nanning van Foreest, de meeste schepenen, de hele
rechtbank 1) en enkele leden der Gecommitteerde Raden van West-Friesland met
de vurige secretaris Blok, eveneens naar Alkmaar gevlucht, togen naar Den Haag om zich bij de
Hollandse Staten te beklagen. En niet zonder succes. Er zouden twee compagnieën cavallerie en
vier compagnieën infanterie naar Hoorn komen.
1) Deze opsomming lijkt tegenstrijdig, daar de rechtbank der stad gevormd werd door schout en schepenen. Doch in 't handschrift van Van Voorst komt de gegeven redactie woordelijk voor. Een vergissing zijnerzijds? Vermoedelijk wel, daar Van Voorst in zijn dagboek op 23 maart slechts gewaagt van de terugkeer van vijf sohepenen.