Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Ach Lieve Tijd 4: Zeven eeuwen Hoorn,
zijn bewoners en hun scheepvaart

Hoewel Hoorn sinds de oprichting in 1621 zitting had in een van de vijf kamers van de West Indische Compagnie, die handel dreef op West-Afrika en Zuid-Amerika, is de betekenis van de W.I.C. voor de stad gering geweest. Slechts eenmaal per jaar vertrok een schip in opdracht van de W.I.C. uit Hoorn. Deze schepen waren bovendien aanzienlijk kleiner dan de koopvaarders die naar de Oost voeren.

De walvisvaart was een bedrijf vol ontberingen en gevaren, maar als het meezat, waren er fortuinen te verdienen. In 1614 werd de Noordse Compagnie opgericht, die in Hoorn een kamer kreeg in de Hoofdtoren. In 1697 voeren maar liefst 112 schepen naar Groenland met een 4700-koppige bemanning. De belangrijkste man was de harpoenjager die, vanaf de voorplecht van de sloep, de walvis in één keer goed achter de kop moest zien te treffen (WFM).

Water en brood

Op hun lange reizen werden de koopvaarders door vele gevaren bedreigd. Zij waren dan ook zwaar bewapend en voeren meestal met enkele andere schepen in konvooi. Zo rijk als de lading was, zo slecht waren de omstandigheden waaronder de bemanning zijn werk moest doen op de schepen. Het voedsel bestond voornamelijk uit gort en bonen en de gage van een matroos was te laag om er een gezin van te kunnen onderhouden. Vaak werden de inkomsten aangevuld door de oogluikend toegestane ‘voering’, het meenemen van goederen om die voor eigen rekening te verkopen. De benauwde tussendekken waar de bemanning werd ondergebracht, waren broeinesten van allerhande ziekten. Volgens de Hoornse scheepsarts Nicolaus de Graaff was het leven van het lagere scheepsvolk te vergelijken met slavernij.

Glas van het Rijnschippersgilde. Het Sint Geertruida of Rhijnschippersgilde werd al in 1381 opgericht, maar bereikte zijn grootste omvang in de 17de eeuw. Het beheerste in die tijd praktisch de hele beurtvaart (WFM).

Aan boord heerste een strenge tucht. Ieder vergrijp tegen de regels werd zwaar bestraft. Wie betrapt werd op het bezit van dobbelstenen of speelkaarten, werd acht dagen op water en brood in de boeien gesloten. Voor het verstoren van de orde konden straffen worden opgelegd als kielhalen of ‘van de ra lopen’. En wie zich schuldig maakte aan geweldpleging, werd gestraft volgens het principe oog om oog, tand om tand. Zo werd na een steekpartij de dader samen met zijn slachtoffer over boord gezet.

550
Op de 18de-eeuwse tekening hiernaast zien we een koopvaardijschip buitengaats voor anker liggen. De grote Oost-Indiëvaarders en de zware oorlogsschepen gingen buiten de haven voor anker. Bij het laden en lossen werden kleinere schepen met een geringe diepgang ingezet, de zogenaamde lichters (RAH).