Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Ach Lieve Tijd 1: Zeven eeuwen Hoorn,
zijn bewoners en hun rijke verleden

Onder redactie van J.M. Baltus, W.A. Braasem, W.F.M. Brieffies, A. de Graaf, K. Hazelzet, J.P.H. van der Knaap, D.C. van der Maarel, V.J. Nobel, H.W. Saaltink en R.J. Spruit.
Tekst: H.W. Saaltink.

De stad Hoorn is ontstaan als een kleine nederzetting van boeren en vissers langs de dijk die West-Friesland beschermde tegen de Zuiderzee. We weten niet precies wanneer dat groepje houten huizen zich begon te onderscheiden van de talloze dorpjes in het Westfriese land, maar het moet rond het jaar 1300 zijn geweest.

Niet lang daarvoor hadden de graven van Holland hun gezag gevestigd in West‑Friesland. In naam waren zij al veel langer heerser over deze drassige streek, maar in werkelijkheid hadden zij er niets te vertellen. Ze hadden wel pogingen gedaan het gebied in te lijven bij hun graafschap, maar de ridderlegertjes liepen telkens weer vast in de Westfriese klei. Graaf Willem II wachtte daarom in de winter van 1256 tot de vorst het terrein beter begaanbaar had gemaakt. De veroveringstocht van het grafelijke leger verliep aanvankelijk voorspoedig, maar de graaf, die in zijn overmoed het leger vooruit was gegaan, werd bij Hoogwoud door Westfriese boeren in een hinderlaag gelokt. Hij zakte met zijn zwaar geharnaste paard door het ijs en werd met knuppels en dorsvlegels doodgeslagen. Toen de Westfriezen bemerkten dat het de graaf zelf was, die ze hadden vermoord, begroeven zij het lijk haastig onder de haard van een boerderij.
Willems zoon, Floris V, nam dat niet. Na een eerste mislukte poging viel hij in 1282 vanuit zee bij Wijdenes binnen en trok naar Hoogwoud. Op aanwijzingen van de enige, nog levende getuige van de moord, liet hij het lijk van zijn vader opgraven om het op christelijke wijze ter aarde te bestellen. In een tweede veldtocht in de winter van 1288/89 onderwierp graaf Floris de Westfriese boeren voorgoed.
De graaf besefte wel dat hij er alle belang bij had zijn nieuwe onderdanen gunstig te stemmen. Hij deed dit door hun oude rechten te erkennen.


De kaasmarkt aan het begin van deze eeuw. Tot in de Tweede Wereldoorlog kwamen elke donderdag de Westfriese kaasboeren in alle vroegte met hun bakwagens naar de stad. Wanneer de kaasbollen waren uitgeladen, de wagens geparkeerd en de paarden ondergebracht in een van de stalhouderijen, kon het proeven door de kaas kopers en het loven en bieden beginnen. De transacties werden meestal besloten met een borrel in café Dalmeijer, in het Vosje of bij Delemarre (AWG).