Daarachter heerlijk groen met zwaar donker geboomte er boven. Zwaluwen cirkelen rond. Meeuwen
zweven langzaam voorbij. Er is helder geroep en gefluit van een lijster, dat vanuit het geboomte
op het Baadland neerklatert op het water. Hij leest de namen van enkele zeilboten: Jacoba, Laïla,
Boreas, rank als een gondel. Er wapperen Amerikaanse vlaggen.
Als hij 's avonds wandelt over de dijk die de stad uitleidt naar het westen, hangt de zon al laag
in rood en purper. Het laatste goud van deze schatrijke dag brandt nog boven de wijdheid van het
groene land. Het is windstil. Af en toe een ergerend geraas van een voorbijronkende motor, dan
valt als de vrede na een oorlog de rust weer over de weiden en het water. Een zwerm meeuwen trekt
traag voorbij. Zij zoeken het water al voor de late nacht. Zacht purper vloeit langs het
duisterend blauw. Eenzaam zit een enkele aalscholver op een van de vele stokken die in het water
opsteken; zwart silhouet tegen een grondeloos perspectief van transparant paars. Voortdurend
kabbelen kleine plasjes tegen het basalt van de dijk; de zee deint nog na van de daagse
bewogenheid.
Terwijl de schilder langzaam voortstapt door het gras, wordt zijn weg versperd door een herkauwende
koe, die hem dom aankijkt maar geen stap wijkt. Hij daalt daarom de dijk af, loopt om de koe heen,
en klimt verderop weer naar boven. Dan zet hij zich neer tegen de helling en overdenkt wat hij deze
dag gezien heeft. Voor hem strekt zich de glanzende watervlakte uit. Hier en daar vaart nog een
rilling van licht langs vervloeiende tinten. Het stadje langs de linkeroever van de baai schuilt
weg achter vaag geboomte. Een enkele spits en een koepeltoren steken er nog boven uit. Het blanke
lichaam van een late baadster beweegt zich nog tussen het voorliggende groen. Hij heeft veel
gezien vandaag. Huizen, kerken, straten, steegjes filmen aan zijn verbeelding voorbij. Ook in de
middag heeft hij veel gezien dat zijn schildersoog deed glinsteren. Daar was de Oosterpoort met de
vijfbogenbrug, die o's spiegelde voor de ingang van een riante singel. Hij heeft daar gewandeld
over de oude vest, waar de weg slingert tussen groene bermen. Hij heeft oude beuken bewonderd. Een
breedvertakte treurwilg bij de Veliusbrug heeft hij smaragd zien regenen in het zondoorflikkerde
water, terwijl zij lange sliertakken zwierde over de grazige helling. Hij heeft kalkoenen
gadegeslagen en pauwen bij een duiventil en een hertenstal op een eiland. Hij heeft door een park
gezworven, waar de paden langs de zee slingerden. Hij heeft op een landtong gestaan aan de voet
van de branding bij de havendammen. Eénenzestig zeilschepen heeft hij geteld, die als lelies op
het water lagen. Hij herinnert zich een groep huizen langs de Binnenluiendijk; tal van fraaie oude
trapgevels, halsgevels en klokgevels: pakhuizen; ontelbare gevelstenen; statige gebouwen en
schilderachtige hoekjes, straatjes, steegjes en slopjes; doorkijkjes, gangetjes, bruggetjes. Ja,
er zou veel te schilderen zijn in Hoorn, maar de haven was toch het aantrekkelijkste, vanaf die
brug daar, ja; ja, dat zal hij schilderen. Morgen vroeg begint hij.
ANT. ERFTEMEIJER