Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 24e bundel, pagina 140-154.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud
West-Friesland", 1957.
Er staan heel wat bloemen te bloeien in het Noorderplantsoen tegenover het station. Hardgele
afrikaantjes achter donkerblauwe violen; bonte bossen pyrethrum tegen een achtergrond van deftige
lichtblauwe en zachtpaarse lupinen. Er bloeien kleine donkere astertjes en okergele muurbloemen.
De heldere junizon smijt die kleuren langs het zachte groen van het versgeschoren gras. Daar midden
op het groene vlak, recht tegenover het station, steunt een reuzenscheepsanker op zijn arm. Het
rekt de hals om tegelijk aan de rechterkant van het bloemenfeest te genieten, en vóór zich de
mensen uit de grijze gevel van het station te voorschijn te zien komen.
Het is een kleine groep rustige mensen, die achter elkaar door de deuropening naar buiten
schuifelen. Het is tien voor half elf. Zo juist is de trein uit Amsterdam aangekomen. Enkele
mannen en vrouwen gaan het stationsplein op en genieten van de volle zon, die hun in het gezicht
straalt. Het is een dag om vakantie te hebben. Het zou zonde zijn zich nu te haasten.
De man, die op de drempel van de stationsingang staat, denkt daar blijkbaar ook zo over. Hij
blijft op zijn gemak staan en knippert wat met zijn ogen om aan het felle licht te gewennen.
Recht voor hem steekt het zwarte anker zijn hand omhoog als om hem te groeten. Verder naar rechts
een groot open marktplein, en links: groen, bloemen en water. "Ja, die kant op," mompelt de
schilder en stapt de stoep af. Zijn groene jasje glanst even als hij zwenkt, maar die glans
wordt weggeschoten door een felle schittering van de schilderskist die hij aan zijn zij heeft
hangen. Langzaam gaat hij de loods van de Naco voorbij en loopt de Spoorsingel op. Hij wil
eerst eens rustig rondkijken in de stad voor hij begint aan zijn schilderij. Debutade, een
gezelschap van liefhebbers van de schilderkunst in Hoorn, heeft een prijsvraag uitgeschreven
voor stadsgezichten. Hij wil zijn geluk beproeven. Vanavond zal hij weten wat hij schilderen
zal.
Hij heeft nog maar weinig stappen gezet als hij weer even blijft staan. Tegenover hem glooit
een gewelfd gazon uit het water op naar waar een kloek gebouwd huis in de bloemen staat. Links
naast dit huis steekt een monumentaal gebouwtje een voorname trapgevel op, en rechts, aan de
overkant wordt hij verrast door een kostelijk tweelinggeveltje. "Geen onaardig entree," denkt
hij bij zichzelf. "Misschien zijn er nog wel meer van zulke sieraden overgebleven."