Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Het schilderachtige Hoorn (8)

Daar passeert hij een renaissanceachtig poortje op dorische zuilen, met engeltjes in de zwikken en twee vrouwefiguren boven op de kroon-lijst. "Het oude-vrouwenhuys" staat er op. Het geeft toegang tot een donker gangetje, dat onder het huis doorloopt en via een ander poortje weer op een klein straatje uitkomt, dat zeer schilderachtig is. Een oud trapgeveltje achter hem, boven het poortje; een ander donker onder-huis-doorlopend-gangetje voor hem; hij komt in een ander straatje, dat naar links langs begroeide en door boomlover overschaduwde muurtjes voert naar een romantisch poortachtig gewelf, waar hij weer onder een huis door op de gewone straat komt, vlak tegenover een interessante dubbelgevel : het stadhuis. Hier levert de Hoornse schuinbouw een nieuwe capriool: twee gevels die naar voren hoeken met een verbindend poortje in het midden. De ramen der benedenverdiepingen zijn weer wat naar dit midden toe verschoven, waardoor de flanken schijnen uiteen te lopen en de beelden op de nokken elkaar een vaarwel schijnen toe te roepen.

Het oude vrouwenhuyspoortje.

Het oude vrouwenhuyspoortje.

De schilder gaat terug naar het Kerkplein; passeert weer het Oudevrouwenhuispoortje, en het poortje van de admiraliteit, zwerft langs antiekwinkeltjes met koper en porselein, steekt het Grote Oost met zijn rijzige huizen over, komt langs een prachtige heel oude beukenboom, die in zijn kruin een mysteriespel opvoert van zonlicht en schaduw wemeling, en vertraagt dan zijn passen nu hij het "Hoornse eiland" van de andere kant ziet.

Het is hier wat rommeliger, de grachtjes lopen grilliger en de kade wordt breder. Hij loopt langs het water naar het water. Zijn blik schiet door de sluizen de ruimte in van de buitenhaven naar de eindeloze zee. Dan ziet hij naa~ rechts en staat stil. Zijn ogen glijden langs de pakhuizen naar de toren, terug langs de botters; weer langs de honderden raampjes en luikjes, daknokken en trapgevels, neigende puien, hellende bovengevels, consoles, friezen, gevelstenen, naar de wonderlijke harmonie van zware bolwering, hoog leidak en ranke torenrijzing ; terug nogmaals over de waterwemeling van kleuren, waarin rood en zwart en wit en blauw dooreen dansen, langs brede scheepsrompen, tengere masten, witgekopte meerpalen, en daarboven fladderende wimpeltjes. Dit is een schilderij, kant en klaar. Zijn ogen drinken de duizenden fijne details van hoekjes en lijntjes, kleurplekjes en schaduw-nuances, tot hij verzadigd heen gaat om ergens een rustig café te zoeken, waar hij zijn boterham kan verorberen. Hij dwaalt verder over de Oude Doelenkade. Door de Mallegomsteeg ziet hij een hooggeschouderde kruiskerk opsteken uit gotische tijd. Een ragfijn siertorentje is er in later tijd als een tiaar opgezet. Aan de overkant van het water liggen slanke witte, bruine en blauwe jachten.