Tegen de westgevel van de kerk staat in de noordwestelijke hoek van de
middenbeuk een sierlijk gotisch spiltrapje, dat geen functie heeft.
(Het spiltrapje leidt naar het dak en de dakruiter met uurwerk, redactie)
Het gaf oorspronkelijk toegang tot het orgel van de Grote Kerk in dezelfde stad en werd in 1631 overgeplaatst.
Volgens verschillende bronnen zou het trapje tegelijk met het orgel
in 1497 gebouwd zijn, maar nergens is die datum stevig onderbouwd. Hierna zal
blijken, dat er twijfels zijn.
De Hoornse kroniekschrijver Theodorus Velius 1572 - 1630) schreef daarover
in 1604: 'Tiaer 1497. Dit iaer wert de kleyne orgel eerst gemaeckt aende
noortzijde vande groote kerck met oock het wenteltrapken daeraen dat noch
van velen voor een constich werck ghehouden wert'.
In 1629 schreef Velius
dat het trapje 'noch heden voor een konstig en wel geordineert werk van veel
lieden haer dies verstaende gehouden en daer op besichtig word'.
Over de bouw van het trapje bestaat een fraai verhaal, dat mondeling en
schriftelijk voortleeft. Het verhaal gaat als volgt: Een oude timmerman,
die niemand kende, verzocht op een zekere dag een proeve van zijn kunnen af
te mogen leggen.
Aanvankelijk werd de grijsaard danig uitgelachen, maar tenslotte zette de
stadstimmerman de vreemdeling aan het vervaardigen van een trapje naar het orgel.
Toen de oude baas gereed was, stond iedereen verbijsterd naar het product van
zijn handen te staren. Het was dan ook een ongelooflijk mooi kunststuk geworden.
Toen men de maker wilde opzoeken, bleek hij nergens meer te vinden. En
sindsdien vroegen de vrome werklieden zich af of het wellicht niet de Heilige
Josef was, die het trapje had gemaakt. Het orgeltje is in 1631 naar de Oosterkerk
gebracht en het bijbehorende trapje naar de Noorderkerk. Aangezien deze trap
alleen aan de orgelgalerij was bevestigd, dus niet vast zat aan enig onderdeel
van het gebouw, kon dit exemplaar gemakkelijk naar een andere kerk worden overgebracht.
Op vloerniveau is de toegang tot het trapje afgesloten met een smal oorspronkelijk deurtje met briefpanelen. Het eiken trapje is voorzien van een ronde spil (doorsnede 15 cm) welke op een ronde zandstenen plaat staat. De paal wordt afgedekt met een ronde geprofileerde plaat. Of deze origineel is, kon niet worden vastgesteld.
Briefpaneel, of 'brief', is een decoratie op middeleeuwse meubels die lijkt op omkrullend
perkament of papier. Het briefmotief was in de middeleeuwen zeer populair omdat
het door de timmerman betrekkelijk eenvoudig met guts en schaaf op meubels was
aan te brengen.
De 'brief' is een typisch gotische versiering.
De periode in de Europese kunst vanaf ongeveer 1150 tot en met de 15de
eeuw wordt meestal 'gotiek' genoemd. De nu heel gebruikelijke term gotiek
had aanvankelijk een negatieve klank. De benaming komt van het Italiaanse
woord 'gotico'.
De spiltrap bestaat uit 24 treden. Een 25ste tree was er oorspronkelijk ook, maar deze is vervangen door een bredere trede, die de aanzet vormt op de aansluitende steektrap. Deze 25ste trede ligt op een balk die deel uitmaakt van een steunconstructie van de spiltrap. Deze verticale constructie bevindt zich aan de achterzijde van de trap en heeft de vorm van een galg, bestaande uit een zware (gelaste) stijl, een horizontale balk en een korbeel. De horizontale ligger van de galg is aan de spil gepend. De galgconstructie zorgt ervoor dat de trap, die los in de ruimte staat, verticaal blijft staan en kan daarnaast vroeger ook een rol hebben gespeeld bij de ondersteuning van het orgeltje waar het trapje bij hoorde.
De gehele trap is gemaakt van eikenhout en grotendeels met houten toognagels In elkaar gezet. Alleen de peerkraallijstjes aan de buitenkant, op de stijlen, zijn van binnenuit met ijzeren nagels op de stijlen getimmerd. De stootborden van de trap zijn gepend in de spil en door middel van twee toognagels verankerd.
Elk stootbord bestaat uit twee gedeelten: de eigenlijke optrede en een console daaronder. Deze consoles liggen steeds ter hoogte van de voorgaande optreden en zijn dan ook in één keer bevestigd. De twee toognagels van een stootbord houden dus ook de console van de volgende trede op zijn plaats. De dikte van de stootborden bedraagt 4.5 cm, die van de treden 2.5 cm. De trap heeft een optrede van 18,5 cm.
Het traphek bestaat uit fraaie briefpanelen die in een sponning van de stijlen zijn geschoven. Deze panelen zijn aan de bovenzijde begrensd door een geprofileerde regel (met sponning) en aan de onderzijde door een driehoekig plankje met bloemversiering (ook met sponning). Op de platte panelen aan weerskanten van de galgconstructie na zijn alle briefpanelen gesneden. De deklijst op het traphek is opgebouwd uit twee gedeelten. Het onderste deel bestaat uit korte stukken hout ter breedte van één paneel die halfhouts over elkaar zijn gekeept. Het bovenste deel vormt de eigenlijke leuning en bestaat uit grote rondgezaagde stukken. In het onderste gedeelte van de trap bevinden zich in deze stukken gaten van verdwenen spijlen, die waarschijnlijk moesten verhinderen dat iemand van buiten in de trap kon klimmen. Deze spijlen lijken niet oorspronkelijk. Opmerkelijk is dat de leuning vanaf het deurtje tot aan trede 5 horizontaal is en dan pas regelmatig oploopt.
Vrijwel alle onderdelen van de gehele leuning zijn aan de binnenzijde voorzien van kleine, gesneden telmerken. min of meer in de vorm van Romeinse cijfers. De telmerken bevinden zich op de stijl, achter op het driehoekige plankje (met bloemmotief), het paneel, het bovenregeltje en het gedeelte van de onderste leuninglijst. Van binnenuit gezien heeft de rechter stijl het nummer van het briefpaneel, de linker stijl hoort bij het volgende paneel.
In de huidige situatie sluit de spiltrap aan op een steektrap die de ruimten boven de houten gewelven ontsluit, een situatie die in 1631 tot stand zal zijn gebracht. Aan de bovenzijde van de trap zijn toen ongetwijfeld originele onderdelen verdwenen. De trap is in 1944 - '45 afgeloogd en hersteld. Dit herstel is op een dusdanige wijze uitgevoerd dat de reparaties bijna niet zichtbaar zijn. Op een foto van ca. 1930 is te zien dat de trap beschilderd was en er een aantal gesneden driehoekjes ontbraken. Deze zijn vermoedelijk in 1944 - '45 aangevuld, evenals stukken van de leuning en delen van de kraallijsten. In het bijzonder in de onderste laag van de leuning zijn vele stukken vervangen. Dit blijkt onder meer uit het ontbreken van telmerken. Gezien de doorlopende nummering zijn ook verschillende delen van de leuning niet op de plaats terechtgekomen waarvoor ze waren bedoeld. Mogelijk is dit al tijdens de bouw van de trap gebeurd. Het laatste oorspronkelijke briefpaneel is het paneel boven trede 23, het volgende paneel is vrij recent evenals het stuk leuning erboven.
De opzet van de trap is gebaseerd op een cirkel, verdeeld in twaalf segmenten die
de maat van de treden bepalen. Deze cirkel heeft een straal van 68 cm (middelpunt
spil tot buitenkant leuning). De breedte van het loopvlak (buitenkant spil tot
binnenkant traphek) bedraagt slechts 51 cm. De richting van de aantrede wordt
bepaald door het stootbord. De hartlijn van het stootbord loopt van het middelpunt
van de spil naar de punt van de peerkraallijst.
Uit de vorm en positie van de telmerken kunnen een aantal gegevens over de
constructie van de trap worden afgeleid. Zo kunnen we concluderen dat de
galgconstructie en de vlakke panelen oorspronkelijk zijn, gezien het voorkomen
op enkele van deze panelen van telmerken die in het systeem passen. Waarschijnlijk
stond de trap van oudsher met de galgzijde tegen een muur.
De telmerken verraden daarnaast verschillende 'handen', waaruit kan worden afgeleid
dat er een aantal personen aan de trap heeft gewerkt. Merkwaardig is dat voor
de nummering vrij consequent Romeinse cijfers zijn gebruikt in plaats van het
traditionele telmerkensysteem. Zo wordt 14 altijd als XIV weergegeven.
Af en toe zijn er grensgevallen: 19 komt als XIX en als XVIIII voor. Het type van de telmerken wijst onmiskenbaar op een bouwtijd in het tweede kwart van de 16de eeuw, hetgeen in tegenspraak Is met de overgeleverde datum 1497. Op grond van de telmerken kan ook worden geconstateerd dat niet alle briefpanelen uit één stuk bestaan. Minstens één paneel bestaat uit twee gedeelten, maar het telmerk loopt over de naad heen. Uit de vele telmerken mag men concluderen dat de gehele trap eerst als bouwpakket zal zijn gemaakt en vervolgens in de Grote Kerk in elkaar is gezet. Kennelijk werden de driehoekige gesneden plankjes eerst genummerd en vervolgens voorzien van een sponning voor de bevestiging op de trede. Dit blijkt uit het feit dat van een aantal driehoekjes de helft of het gehele telmerk werd weg geschaafd. Een mooi voorbeeld hiervan is het halve telmerk VIII.
Het spiltrapje is in het tweede kwart van de 16de eeuw als orgeItrap voor de in 1838 verbrande Grote Kerk gebouwd. In 1631 werd het in zijn geheel naar de Noorderkerk overgebracht. De trap, die door middel van een opmerkelijke galgconstructie overeind wordt gehouden, heeft een traphek bestaande uit fraaie gesneden briefpanelen gevat in stijlen en regels met peerkraallijsten. Al deze onderdelen zijn voorzien van telmerkjes, waaruit blijkt dat de trap in onderdelen op het werk is aangevoerd en daar in elkaar werd gezet. Zijn ingenieuze constructie en fraaie vormgeving maken het trapje tot een uniek voortbrengsel van vakmanschap. Het gotische trapje, dat ondanks zijn hoge ouderdom, een verplaatsing en een aantal (vakkundige) restauraties nog in prima staat verkeert, dient dan ook zorgvuldig behouden en geconserveerd te worden.
Het systeem is verticaal gerelateerd aan de treden die doorlopend van onder naar boven zijn genummerd. Het bordes direct achter het toegangsdeurtje is niet mee genummerd.
Documentatie en opmeting: W.J. Bloemink en A Reinstra (IBID).
Datering telmerken: H. Janse.
Tekeningen: R. Glaudemans en A. Reinstra (IBID)
Foto G.J. Dukker 1995