Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Restauratie 1936-1938

Na een zeer lange aanloop kon in 1936 overgegaan worden tot een ingrijpende restauratie.

restauratiecommissie met H.J Cramer
Restauratiecommissie

De restauratiecommissie bestaande uit de heren G. Scholten, Dr. L. T. C. Scheij, J. Vermande, A.J. Beek, S. H. Boot, D. Kaat, J. C. Kerkmeijer (3e van links), Ds. H. van Lunzen, H. J. Room en C. Winkel, die al in 1929 was opgericht heeft gezorgd dat het Rijk, de Provincie en de Gemeente in 1935 toezeggingen deden tot steun van het project. Ook werd een beroep gedaan op de Synode van de Nederlands Hervormde Kerk in Den Haag omdat de toegezegde subsidie de kosten voor restauratie nog niet dekten. De architect H.J. Cramer had een inventarisatie gemaakt van alles wat aan de kerk moest gebeuren. Dit werd in een bestek vastgelegd. Daarna kon in 1936 de aanbesteding plaats vinden. Van de 18 ondernemingen kwam aannemer Woudenberg uit Utrecht als de gelukkige uit de bus. Deze firma restaureerde later ook de Oosterkerk.

De restauratie werd in 1929 geschat op fl 100.000,-. Door de daling van arbeidsloon en materiaalkosten kwam men uit op een bedrag van fl.65.000,-.
Door de 11 jaar die men moest wachten voor tot restauratie kon worden overgegaan verkeerde de kerk in een erbarmelijke staat. Waardevolle zaken als preekstoel en koorhek werden afgedekt tegen lekwater. Men probeerde nog wel het dak met vilt te bedekken, maar ook dat was een lapmiddel en het water stroomde werkelijk naar binnen. Het gebouw begon hierdoor te werken en er ontstonden scheuren in de bogen die de pilaren verbonden. De toestand van de kerk verslechterde zienderogen. De losse voorwerpen moesten weggehaald en opgeborgen worden. Ruitjes werden ingegooid en raamvullingen lieten los.
De kerk moest binnen en buiten gestut worden. Wegens vallend gesteente kon men niet meer veilig langs de kerk lopen.

In het bestek van architect H.J. Cramer stonden de volgende maatregelen:
Kerk en kerkekameraanbouw ontruimen en aanbrengen van het nodige steigerwerk, zowel binnen als buiten. Vrijwel alles moest ondervangen en gestut worden.

restauratie 1936

De volgende stap was het afnemen en na reparatie weer aanbrengen van de gewelfbekleding. Ook de resterende leibedekking onderging deze behandeling evenals de dakbeschieting. Spanten, platen, sparren, karbeels, trekbinten, muurstijlen, schoren, goten, dakbeschieting ruiters en lood-, zink- en leibekledingen moesten vernieuwd of gerepareerd worden.
Deur- en vensteropeningen, gevelmetselwerk, voegwerk, natuursteenwerk moest gedeeltelijk vernieuwd of gerepareerd worden. Ook het schoonmaken van een en ander viel hieronder. Het pleisterwerk in het kerkgebouw moest tweemaal gewit worden.
Er moest het nodige aan verflagen van de gewelven verwijderd worden evenals de verf die op het blank eiken interieur was aangebracht in een vorige periode.
Het verrichten van buitenschilderwerk stond eveneens in het bestek.

H.J. Cramer

Onder supervisie van architect Cramer (zie uitlichting boven) en opzichter Van Iperen verliep de restauratie voorspoedig.
Als voorbeeld van wat al zo verwerkt werd aan materiaal in de kerk noemen we de 2700 kilo brons en 3200 kilo bladlood (voor het herstel van het torentje)
Begin maart 1938 kon men de restauratie als voltooid beschouwen. In oktober van hetzelfde jaar legde de penningmeester de heer Dr. Scheij rekening en verantwoording af en trad de restauratiecommissie af.
Na twintig jaar stond er weer een prachtige Noorderkerk.

Bronnen:
Willem Vingerhoed en Tim Zaal: Een verhaal over de Noorderkerk
Scriptie Nathan van der Heijden