Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Bouwgeschiedenis

De bouw begon in de Middeleeuwen (1441). In 1519 was het hele gebouw klaar. Het staat er nu nog bijna ongewijzigd en is het enige openbare gebouw in Hoorn dat nog helemaal uit de Middeleeuwen stamt.

De kerk was bestemd voor "eenvoudige lieden". De schippers en handwerklui die de kerk bezochten hadden over het algemeen geen groot inkomen.
Dit, evenals oorlogen en misoogsten, was een van de redenen dat de Noorderkerk in etappes werd gebouwd.

Na de eerste houten kerk werd een begin gemaakt met het in steen uitvoeren van de kerk. Allereerst was het schip aan de beurt. In 1450 begon men volgens Velius aan het koor en het transept. Tot ca 1900 was op een balk in het koor bovenstaand jaartal te lezen. (MCCCCLXXXV) De kerk was aanvankelijk éénbeukig. Later werden een voor een de zijbeuken aangebracht, waardoor de muren van het oorspronkelijke schip vervangen moesten worden door zuilen. De voorgevel van de kerk staat scheef op de lengteas van de kerk. Daardoor kreeg de zuidbeuk drie en de noordbeuk vier zuilen.
Door deze aanbouw ontstond een driebeukige hallenkerk. De drie hallen zijn even hoog en ook bijna even breed. Het koor is een verlenging van het schip, waarbij het transept de drie hallen volledig afsluit.

 

Bouwstijl.

Dakruiter Noorderkerk
De dakruiter werd ook in hout uitgevoerd, bekleed met bladlood. (zie verder: dakruiter)

De bouwstijl is gotisch. Daarin zijn verschillende varianten te onderscheiden. De Noorderkerk behoort tot de z.g. Poldergotiek. In het westen van Nederland vindt men deze specifieke bouwstijl veelvuldig. Dit had te maken met de drassige bodem en de nog niet ver ontwikkelde funderingstechnieken. De grond was te slap voor zware gebouwen. De toenmalige bouwmeesters bedachten hier iets op. De daken werden voorzien van een houten constructie met zware balken als trekankers. In de Noorderkerk is dit goed zichtbaar. Een van de balken in de kerk wordt gebruikt om van het ene haldak naar het andere te komen. Een griezelige aangelegenheid op zo'n grote hoogte met niets anders eronder dan een lege ruimte.
Deze techniek maakte het mogelijk om toch grote gebouwen zoals kerken te bouwen.

De muren van de kerk werden opgetrokken uit handgevormde rode baksteen. Een afwisseling met blokjes en banden van natuursteen zorgden voor een verlevendiging van het geheel.
Op het dak werden leien toegepast. Voor de dakgoten werd roodkoper gebruikt.
In de kerk bestaat de enige versiering uit de pilaren van Bentheimer zandsteen afgewerkt met kapitelen met gotische ornamenten.

 

pilaarversiering

De kosterij werd in de loop van de 18e eeuw tegen de kerkmuren gebouwd. De topgevel heeft een oude ezelsrugafdekking, afgesloten door een gotisch geornamenteerd fragment.

Kosterij

De beide zijbeuken hadden eigen ingangen die later zijn dichtgemetseld. Het straatpeil moet ca. een halve meter lager zijn geweest, gezien de geringe hoogte van de bogen van deze zijbeuken.

en messem

In 1647 werden nieuwe ingangen gemaakt aan de westzijde van de kerk. Deze liggen hoger dan de oorspronkelijke. De hoofdingang (aan het Kleine Noord; deze wordt niet gebruikt) wordt bekroond door het opschrift "EN MESSEM IMMORTALITATIS" (Ziet hier de oogst der onsterfelijkheid) en werd binnen voorzien van een mooi tochtportaal.

hic meta

Boven de andere ingang (kant van de Noorderkerksteeg; dit is de toegang tot de kerk) vinden we het opschrift "HIC META DOLORIS" (Hier is het eind van de smart).
Het begraven van de doden had in die tijd nog steeds plaats in de kerk. Pas in 1830 kwam hieraan een einde.

Betekenis van bovengenoemde opschriften: Zandlopers, een kaars die net uitwaait, schedel en beenderen, skelet, doodskist zijn allemaal tekens van "momento mori" (gedenk te sterven).

De middelste deur in empire stijl stamt uit het begin van de 19e eeuw. Het beeldhouwwerk boven de deur (een skelet met zeis, staande zandloper en korenaren; anno 1647) draagt de tekst:

EN MESSEM IMMORTALITATIS (ziehier de oogst der onsterfelijkheid). Dat betekent: de rijke gaat niet dood, zijn leven verandert alleen. Hij ligt met het hele geraamte op een mat en een kussen. De "oogst der onsterfelijkheid" is het graan, dat met de zeis geoogst wordt. De zandloper staat rechtop, is dus in gebruik. Het "onsterfelijke graan" (overdrachtelijk bedoeld: onvergankelijk, eeuwig voortdurend) is de mensen gegeven door Demeter (godin van de oogst en het graan in de Griekse mythologie).

Het opschrift "HIC META DOLORIS" (hier is het einde van alle smart) is op een cartouche in het boogveld van de zuideringang aangebracht en dateert van ca. 1660. De arme dode wordt via de zijingang de kerk binnengebracht: zijn smart is over. Daar doet de zandloper géén dienst en de botten vormen géén geheel geraamte.

De inrichting

Spiltrap

Over de inrichting van de kerk kunnen we kort zijn. Het enige middeleeuwse stuk is het gotische spiltrapje dat afkomstig is uit de Grote Kerk. Daar diende het als toegang voor de orgelgalerij. In de Noorderkerk is het nooit tot een orgelgalerij gekomen. Een pijporgel werd pas in 1972 aangebracht in de Noorderkerk. Het spiltrapje dient nu als toegang tot de dakruiter, het uurwerk en de drie daken van de hallenkerk.
De rest van de inrichting dateert uit de zeventiende eeuw. De stijl is die van de Hollandse Renaissance. Het werd een streng calvinistisch interieurtype.

spiltrap
De spiltrap

Preekstoel

Het eerst werd de preekstoel aangebracht. De stenen voet is waarschijnlijk nog wel uit de Middeleeuwen. De trap is van veel later datum. Zij verving in 1938 een lelijke kistvormige trap. Hierdoor was de schoonheid van de preekstoel grotendeels verborgen.

preekstoel
Preekstoel

Koorhek en 'Armenkerk'

koorhek Noorderkerk
Van 1641 en 1642 dateren de eikenhouten banken tegenover de preekstoel en het prachtige koorhek.

spreuk armenkerk
De mooi uitgesneden panelen boven de ingang van het koor zijn in 1714 aangebracht. Zij zijn voorzien van rebussen. "Gaat Hoorn het woort" aan de Armenkerk zijde

spreuk kerkzijde
en "Wilt Hoorn het woort" aan de kerk zijde. Aan beide zijden is het woord "Hoorn" vervangen door een hoorn. De stadsbestuurders en kerkvoogden kregen in 1777 hun eigen "regeringsbanken". Hiervoor werd het koorhek een stukje naar achteren geplaatst.

Koperen kaarsenkroon
We zien in de kerk de nodige koperen voorwerpen, zoals kaarsenkronen, het doopbekken,

doophekboog
en twee doophekbogen (1688).

lezenaar
De twee lezenaars: Voorzanger lezenaar (1682) en preekstoel lezenaar (1693) completeren de zeventiende eeuwse inrichting.

Kloklodenkast

In de achttiende eeuw werden wat aanvullingen aangebracht. Er kwam een kloklodenkast naast het ingangsportaal van de hoofdingang. Deze kist of kast moet de gewichten van de klok opvangen als de touwen breken. Er ligt een laag zand op de bodem van de kast voor dit doel.
Op last van de Monumentenwacht is op deze zandlaag nog een laag dakpannen gelegd, om te voorkomen dat de eronder liggende hardstenen platen cq zerken beschadigen door de eventuele val van de loden gewichten.

tektst op de klokloden-kast
Kloklodenkast

Tekst kloklodenkast

Al Adams nageslagt, hoe laag hoe hoog verheven,
Haar levensloop daalt ook, als desen naar beneen.
Een soet en net vertoog, is 't uurwerk van dit leven
Soo haast het onrust stilt, volgt rust en doot met een,
Totdat Godts almacht eens dat lood weer op sal winden
Om eeuwig sonder rust deware rust te vinden.

Wie denkt niet op de tyd en 't lopen van dees looden
Dat hij eens sterven moet en gaan soo tot de dooden

Het opgewonde lood door 't onrust voort gedreven
In swaarte neer gedaalt, 't welk op sijn tijd loopt af,
Vertoont, hoe 't Lighaam door veel onrust in dit leven,
In sorgen afgemat, sijn ruste vint in 't graf.

Ut currente rola terram descendre ad imam
Mole sua et sibi ponderaprea vides
Corpora curarum sic mole gravata sepulcro
Inveniunt requiem contumulata suam.

 

De Noorderkerk beschikte over tafelzilver ten dienste van het Avondmaal, daterend uit 1737. Aanvankelijk bestond het uit vier drinkbekers, een grote en vier kleine broodschalen, twee kannen, twee schotels en twee offerbussen met deksel(waarvan één 19e eeuws). Een van de kannen werd gestolen in de 20e eeuw.
Helaas verdween de rest tijdens de grote kunstroof in het Westfries Museum(begin 21e eeuw) waar dit kostbare zilver in bruikleen was gegeven.
Over de deuren aan de westzijde van de kerk valt te melden dat zij uit de tweede helft van de 18e eeuw stammen.

 

Bronnen:
Een verhaal over de Noorderkerk van Willem Vingerhoed en Tim Zaal
Informatiemap Open Monumentendag
Informatie Stichting Noorderkerk 26 maart 2007
Kroniek van Velius