Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Ach Lieve Tijd 6: Zeven eeuwen Hoorn,
zijn bewoners en hun vertier

In de jaren '80 van onze eeuw beleefde de knipkunst in West-Friesland plotseling een sterke opbloei. Er worden knipcursussen gegeven en demonstraties verzorgd. Daarmee is een oude kunst opnieuw tot leven gekomen.

Deze koekplanken beelden een vrijer en vrijster uit. Zij herinneren aan de Vrijstermarkten die in winter en voorjaar menig jong boerenhart sneller deden kloppen. Befaamd werd die in Schermerhorn, waar meisjes bij bekkenslag aan de meestbiedende jongen werden ‘verkocht’. Nog in 1922 werd het stuk ‘Een Noord-Hollandsche Vrijstermarkt of Tetjeroen te Schermerhorn’ in een bewerking van Jo Ridderikhoff in Hoorn op de planken gebracht (WFM).

Een kolfje naar zijn hand

Voor vermaak buitenshuis was de gewone man aangewezen op de herberg. Daar kon worden gerookt en gedronken, daar was gelegenheid voor een partij kegelen of een spelletje kaart of triktrak. Een gang naar de markt was de gelegenheid bij uitstek voor cafébezoek. Hoorn kende dan ook een reeks uitspanningen, koffiehuizen en herbergen bij de markten en de stadspoorten, waar boeren, burgers, gildebroeders en schutterij-officieren elkaar troffen. Vaak beschikte zo'n gelegenheid over zalen die werden gebruikt voor bruiloften en partijen, liedertafels en toneeluitvoeringen.

De geboorte van een kind was aanleiding om dit schitterende knipsel te maken, waarin oeroude motieven vergezeld gaan van een alledaags tafereeltje dat het bedrijf van de vader uitbeeldt. De vader was Nanning Pieter van Wijk, bakker te Winkel, de moeder Elisabeth Bleyen de op 9 april 1805 geboren dochter kreeg de roepnaam Neeltje (Particuliere collectie).

Een zichzelf respecterende herberg moest vroeger over een kolfbaan beschikken. Dit oude spel wordt tot op de huidige dag in West-Friesland gespeeld. Aanvankelijk werd op straat gekolfd. 's Winters bood het ijs een mooie, vlakke ondergrond. Maar op een overdekte baan bij een café speelde men het liefst. Op een vlakke baan van 17 meter lang en 5 meter breed stond aan ieder eind een paal. Gespeeld wordt nog steeds met een ‘kliek’, uitlopend in een koperen halve maan: de eigenlijke kolf. Een goede speler speelt het liefst met zijn eigen stok, een ‘kolfje naar zijn hand’. De bal was van sajet, later ook van gummi. Op een nogal ingewikkelde manier wordt de bal van paal naar paal gespeeld, met de bedoeling deze te raken. West-Friesland telde tientallen kolfclubs met soms opmerkelijke namen, zoals ‘Sta vast’ uit Bovenkarspel, ‘Niet kloppen’ uit Hoogwoud en ‘Aan is winst’ uit Venhuizen. Sommige van die clubs bestaan nog steeds.

550
Een Westfriese bruiloft, rond 1800 geschilderd door J.P. van Horstok. Bij muziek van viool en triangel maakt het bruidspaar een dansje. In de kleurige kleding en het kapsel van de man is de nieuwe, Franse mode doorgedrongen, maar achter hem is een traditioneel element te zien. Een klein jongetje staat daar met een versierde Goudse pijp, het traditionele geschenk voor de bruidegom (FHM).