Van minder rechtstreeks belang voor Westfriesland en Hoorn zijn de gedetailleerde indeling van
de Markerwaard, wat zijn totale wegennet, de eigenlijke verkaveling, de plaatsen van de woonkernen
en de zorg voor landschap en recreatie in de polder betreft. Volstaan zij daarom met de volgende
opmerkingen.
Een van de grote belangen van een 20e eeuw se polder is een zo groot mogelijke verkeersveiligheid.
Behoefde men in de oude 17e eeuwse polders en ook in de 19e eeuwse Haarlemmermeer en IJpolders
slechts rekening te houden met één soort wegen; de polderwegen, alleen dienende voor paardentractie
en voetgangers, thans zijn tenminste vier soorten wegen nodig: primaire, secundaire, tertiaire
verkeerswegen en polderwegen, elk met hun eigen karakter en elk voldoende aan hun eigen eisen en
alle niet alleen geschikt voor het tegenwoordige verkeer, doch ook in staat om het toekomstige
veel drukkere verkeer te verwerken. Dit betekent o.m. voldoende brede banen voor het autoverkeer,
goed gedetailleerde verkeersknooppunten, vrij liggende fietspaden, geen doorgaande verkeerswegen
door steden en dorpen en, ten einde verslappen van aandacht der autobestuurders te voorkomen, geen
langere rechte wegvakken dan 3 à 4 km.
Op de verkaveling. drukken uiteraard in hoge mate de eisen van de landbouw hun stempel, evenals
dit bij de andere polders het geval was. Immers ook hier wordt de bodem voor verreweg het grootste
deel voor de landbouw gebruikt. Gezien de bodemgesteldheid, voor zover thans bekend, zal echter
het percentage akkerbouwbedrijven met hun eis van zoveel mogelijk rechthoekige kavels wel iets
minder hoog liggen dan voor Oostelijk Flevoland en zullen er meer gemengde en wellicht ook
tuinbouw- en fruitteeltbedrijven komen. Nader onderzoek hieromtrent volgt nog, evenals over de
grootte van de bedrijven en afmetingen van de kavels.
Voor de woonkernen is van belang een markante ligging, die organisch past in het wegennet en in
het landschap en die voor elke kern zijn eigen karakter, verband houdend met zijn situatie,
accentueert. Over grootte en aantal zijn, zoals gezegd, nog onderzoekingen gaande.
Het landschap in een onafzienbaar landbouwgebied als de Markerwaard van ongeveer 25 km in het
vierkant heeft onderbreking door forse beplantingen nodig, een landschappelijke indeling in
gebieden van een overzichtelijke schaal. Deze beplantingen kunnen dan tevens dienen voor
voorziening in de behoefte aan recreatiegelegenheid van verschillende aard. Voor Hoorn is vooral
van belang het landschap en de recreatiemogelijkheden aan de overzijde van het Hoornse Hop. De
vraag, in hoeverre de dijken van de Markerwaard langs de randmeren zo zijn te construeren, dat
voor de recreatie geschikte en aantrekkelijke oevers worden verkregen, moet nog worden onderzocht.
Daar de bodem hier niet uit zand bestaat, kunnen hier uiteraard geen stranden, kaapjes en
eilandjes worden gemaakt, zoals bij Oostelijk Flevoland langs het Veluwemeer, doch wellicht zijn
er andere mogelijkheden.
Tenslotte zij erop gewezen, dat de te sterke opeenhoping van bevolking in de randstad Holland
vermoedelijk zal leiden tot stimulering van de ontwikkeling van steden buiten de randstad. Uit
dien hoofde is er reden voor het toekomstige Hoorn een grotere omvang van de bevolking te verwachten
dan tot nu toe waarschijnlijk werd geacht. Ook daardoor kunnen zijn mogelijkheden voor een grotere
verzorgende functie stijgen.
Temidden van alle vermelde eisen, mogelijkheden, waarschijnlijkheden en wenselijkheden zijn thans
de enige vaste punten voor het plan van de Markerwaard nog slechts: le nabij Marken het reeds in
1941 gebouwde dijkvak benoorden dit eiland en het thans in uitvoering zijnde dijkvak met tijdelijke
verbindingsdam ten zuiden daarvan, 2e langs het Oostvaarderdiep de in 1941 gemáakte grondverbetering
voor de noordelijke dijk en het in 1950 aan de overkant van Lelystad aangelegde dijkvak (destijds
bedoeld om zonder hoge extra kosten ter plaatse een werkhaven te krijgen), 3e benoordoosten Lelystad
de plaats van de onlangs aanbestede bouwput o.a. voor het maken van de Houtribsluizen met een brug
als eerste verbinding tussen de Markerwaard en Oostelijk Flevoland en met het daarbij aansluitende
dijkvak en 4e bij Enkhuizen de onlangs goedgekeurde bouwput voor de sluis bewesten de stad en de
reeds in uitvoering zijnde werkhaven ten oosten daarvan, waarbij de bij het baggeren van de haven
uitkomende grond nuttig wordt gebruikt o.m. voor het maken van terrein voor het openluchtgedeelte
van het Zuiderzeemuseum en waarbij gezorgd is, dat noch het uitzicht van Enkhuizen over het water,
noch het gezicht van het water af op Enkhuizen wordt verstoord.