Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn, West-Friesland en de Markerwaard (6/10)

Het belang van Hoorn als agrarisch centrum bleek uit de wekelijkse beurs met grote omzetten. De outillage op onderwijsgebierl werd goed, op medisch gebied bijzonder goed en op het gebied van de pers en het gezelligheidsleven van betekenis genoemd, terwijl de vele overheidsinstellingen wezen op de centrale functie van de stad. Dit alles geldt ook thans, ruim 10 jaar later, voor een groot deel nog. Er is echter een kentering waar te nemen. Voor de welvaart van Hoorn wordt, blijkens recenter onderzoek van de Provinciale Planologische Dienst van Noordholland, Hoorn's betekenis als industriestad van meer belang dan zijn betekenis als winkel- en marktcentrum. Het zwaartepunt verplaatst zich. In deze ontwikkeling ligt voor Hoorn de mogelijkheid besloten om meer tot gewestelijk centrum uit te groeien. Terwijl de grootte der gebieden, waarover de intensieve (streek) verzorgende functie of B-functie van verschillende steden zich uitstrekt, onafhankelijk bleek van de grootte van die steden en steeds overeen kwam met een straal van ongeveer 5 à 10 km, bleken de grootten van de gebieden voor een minder intensieve (gewestelijke) verzorging of C-functie veel meer uiteen te lopen, ook in betekenis meer te verschillen en niet voor alle instellingen en bedrijven in dezelfde mate te gelden. Hoorn kan als een verzorgingskern met in veel opzichten een C-functie worden beschouwd.

Van belang voor de functie van Hoorn als streekverzorgend centrum is uiteraard de vraag, waar en hoe de toegangsweg naar de polder zal komen. Dit houdt echter verband met zoveel andere belangen, dat daarop nog geen antwoord mogelijk is. Gegeven de vorm van de Noordhollandse kust nabij Hoorn, kan de vergroting van het streekverzorgingsgebied in de polder echter nooit erg belangrijk zijn. Waar men de toegangsweg ook maakt, het blijft bij een betrekkelijk geringe vergroting met een vrij dun bevolkt agrarisch land.

Van veel groter belang is dan ook voor Hoorn de vraag, of, hoe en in welke mate ontwikkeling van zijn gewestelijk verzorgende functie is te bereiken. Dit kan vooral geschieden door de als gevolg van de inpolderingen aanmerkelijk gunstiger wordende algemene verkeerssituatie van Hoorn.
Deze betekent een verruiming van mogelijkheden voor ontwikkeling tot een belangrijker woonstad, industriestad, economisch-, sociaal- en cultuurcentrum, ongeacht de preciese aansluitingsplaats van de toegangsweg.
In verband hiermede is een globaal inzicht in de inpolderingsplannen gewenst.

Omtrent de waterbouwkundige grondslagen voor die plannen kan het volgende worden vermeld.
Als basis voor de plannen heeft gediend het door Dr. Ir. C. Lely ontworpen schematische inpolderingsplan met een afsluitdijk tussen Wieringen en Friesland en met een groot overblijvend, na enige jaren zoet water bevattend IJselmeer, dienend voor verbetering van de waterhuishouding in de aangrenzende gebieden van Noordholland en Friesland, alsook Groningen. Het in te polderen gebied wordt door een breed (waarschijnlijk ± 200 m) afwaterings- en scheepvaartkanaal, het Oostvaardersdiep, gelegen op hoog peil (het peil van het Buiten IJ) en gericht van Amsterdam op Urk, in twee delen verdeeld: n.l. Flevoland groot ± 94.000 ha bezuiden en de Markerwaard groot ± 60.000 ha benoorden dit kanaal.

Bij de uitwerking van dit schematische plan is om verschillende redenen Flevoland nog weer onderverdeeld door de Knardijk, lopende ongeveer loodrecht op de Veluwekust, van Harderwijk naar het Oostvaardersdiep, n.l. in het thans in uitvoering zijnde Oostelijk Flevoland, groot ± 54.000 ha, en het als laatste van de drie polders te maken Zuidelijk Flevoland, groot ± 40.000 ha. Daardoor wordt o.m. een behoorlijke aansluiting van de waterbouwkundige en landbouwkundige werkzaamheden bereikt. Tegen de tijd, dat de Markerwaard droog valt, is Oostelijk Flevoland in cultuur gebracht en kan het landbouwkundige werk in de Markerwaard beginnen. En als men daarmede gereed is, kan Zuidelijk Flevoland droog gevallen zijn en in cultuur gebracht worden. De Knardijk wordt dus later een slaperdijk.

De stadia, waarin de drie polders thans verkeren, zijn de volgende. Het plan voor Oostelijk Flevoland is door de Ministerraad goedgekeurd. De ringdijk is in september 1956 gesloten en met het droogmalen is begonnen; elke dag daalt het water ± 1 cm en, naarmate het wateroppervlak kleiner wordt, meer. Het in cultuur brengen van de polder wordt voorbereid en begint in de loop van dit voorjaar op de minst diepe, dus het eerst droogvallende deel langs het Veluwemeer bij Elburg en Kampen.

Aan het plan voor Zuidelijk Flevoland is nog slechts gewerkt, voorzover dit nodig bleek om de indeling van Oostelijk Flevoland en de Markerwaard in het grotere verband te kunnen zien. De nodige gegegevens voor het ontwerpen van een verantwoord plan ontbreken voorlopig nog en er bestaan dus alleen nog maar globale denkbeelden en meer of minder schematische voorschetsen.