Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn, West-Friesland en de Markerwaard (2/10)

Daarentegen is voor Kampen de Noordoostpolder een belangrijk achterland geworden: er hebben zich in Kampen nieuwe industriën gevestigd; bestaande bedrijven, in het bijzonder de bouwvakbedrijven, zijn opgeleefd; de Kamper winkels hebben de Noordoostpolderbevolking van allerlei artikelen moeten voorzien; de bevolking is toegenomen met tal van bewoners, die bij het werk in de polder betrokken zijn.

Thans volgt Oostelijk Flevoland, dat eveneens voor zijn verzorging zal beginnen met een beroep te doen op de bestaande steden van het aangrenzende oude land: Kampen, Elburg en Harderwijk.
Over enige jaren wacht als gevolg van de droogmaking van de Markerwaard voor Hoorn en Enkhuizen en ook voor de plaatsen langs de oostrand van Noordholland bezuiden Westfriesland een zelfde taak. Gedurende tenminste vijftien tot twintig jaren zal van de opbouw van dit grote nieuwe polderland een stimulerende invloed op de ontwikkeling van deze plaatsen uitgaan.

Hoe gaat 't echter daarna, als de opbouw gereed is? Zullen de nieuwe polders dan volkomen self-supporting worden en noch Hoorn noch Enkhuizen noch de andere steden in het oude land meer nodig hebben? Vollenhove en Blokzijl op de grens van de Noordoostpolder, Medemblik op de grens van de Wieringermeer zijn waarschuwende voorbeelden. Na een periode van opleving zijn zij weer teruggevallen op hun oude positie van verzorgingscentra in het oude land.
Veel zal afhangen van het oude land zelf, van de daar bestaande winkels, bedrijven en instellingen, van de vraag of deze die jaren van opleving tevens zullen gebruiken om zich op te werken tot een meer dan lokale taak, tot winkels, bedrijven en instellingen met een grotere armslag, met een functie in een groter deel van Nederland, waardoor hun belangrijkheid elders kan gaan groeien en hun invloedssfeer verder kan gaan strekken, naarmate hun lokale taak in de polder tegelijk met de vermindering van de opbouwwerkzaamheden en de opkomst van de poldersteden en -dorpen gaat inkrimpen.

Daarnaast zal dit echter ook afhangen van de indeling van de polders. Zoals Dr. Ch. A. P. Takes reeds in zijn dissertatie "Bevolkingscentra in het oude en het nieuwe land" schreef - daarbij op vele plaatsen de studie van Dr. J. E. van Dierendonck over Hoorn aanhalend brengt de ligging van het thans aan de orde zijnde, grote nieuwe poldergebied in het hart van ons land mede, dat dit niet een min of meer op zichzelf staand gebied naast het oude land, een soort van welvarend "poldereiland" mag worden, doch zich behoort te ontwikkelen tot een integrerend bestanddeel van het geheel, tot een nieuw stuk Nederland, dat organisch met het oude land is verbonden en later daarmee tezamen een harmonisch geheel zal vormen.

Letterlijk schrijft hij:

"Het ware kortzichtig, bij het volbrengen van de inpolderingswerkzaamheden, welke uiteindelijk ten bate van geheel N ederland worden ondernomen, uitsluitend te letten op de belangen van de polder en niet tevens de voordelen, welke in verband daarmede voor de omliggende landstreken kunnen worden bereikt, in het oog te vatten. Niet het scheppen van een zo welvarend mogelijke polder, maar de verhoging van het levenspeil in het gehele land moet immers in laatste instantie het doel zijn."

Dit is uiteraard alleen te bereiken, indien de indeling van de drie polders, dus ook die van de Markerwaard, hierop van meet af aan gericht wordt en er een nauw verband van de Markerwaard met de langs de rand gelegen steden komt, dus met Hoorn en Enkhuizen in Westfriesland, met Monnikendam, Edam en Volendam ten zuiden daarvan en, naar vanzelf spreekt, met Amsterdam.

Hoorn ligt hiervoor in veel opzichten bijzonder gunstig. Zoals Dr. van Dierendonck in zijn studie aan de hand van concentratiegetallen voor verschillende bedrijfsgroepen, berekend met gegevens uit de Beroeps- en Bedrijfstelling van 1930, aantoont, vervult Hoorn in het oude land een sterke centrumfunctie, sterker in verhouding tot zijn inwonertal dan de andere randsteden. Met klem bepleitte hij dan ook inschakeling van deze steden en vooral van Hoorn in de verzorgingvan de polderbevolking en een daarop gerichte indeling van de polder, terwijl Dr. Takes wijst op het economische belang van gebruikmaking van bestaande verzorgingsapparaten en beperking in het scheppen van nieuwe, alsmede op de wenselijkheid t.z.t. nog eens een nauwkeurig onderzoek in te stellen naar wat de randsteden als verzorgingscentra aan de polders hebben te bieden.

Terwijl bij de plannen voor de oudere droogmakerijen niet werd gerept over de te stichten woonkernen (een uitzondering vormt het aardige 17e eeuwse plannetje voor Midden-Beemster) en de indeling van die polders - aanvankelijk ook zelfs die van de grote 19e eeuwse Haarlemmermeer - als een zuiver waterbouwkundige en landbouwkundige aangelegenheid werd beschouwd, is voor alle Zuiderzeepolders van het begin af het ontwerpen van het bestemmingsplan, het zogenaamde "verkavelingsplan", samengegaan met het ontwerpen van situatie en structuur van een aantal woonkernen.