Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn, West-Friesland en de Markerwaard (3/10)

Naarmate de desbetreffende inzichten rijpten, ging dit steeds meer weloverwogen en in een vroeger stadium.
Voor de Wieringermeer heeft de Dienst der Zuiderzeewerken tegen de tijd, dat de bedijking gereed kwam, omstreeks 1930, de opdracht voor het ontwerpen van dorpen en voor het medewerken aan het verkavelingsplan gegeven aan Prof. Ir. M. J. Granpré Molière. Sociaalgeografisch onderzoek bestond in die tijd nog maar nauwelijks, zodat aantal en grootte van de dorpen enigermate op het gevoel af door vergelijking met het oude land werden bepaald. Bij de uitvoering bleek slechts behoefte te bestaan aan een belangrijk kleiner aantal dan aanvankelijk was gedacht.

Enige jaren later, bij de opdracht van die Dienst aan de compagnon van Prof. Granpré Molière, Ir. P. Verhagen, tot het medewerken aan het verkavelingsplan voor de Noordoostpolder en het ontwerpen van Emmeloord en een aantal dorpen, was van sociaal-geografisch onderzoek wel reeds enigermate sprake en kwamen er dus niet meer zulke grote verrassingen, al werd het aantal dorpen, in een kring om Emmeloord gelegen, later wat vergroot.

Wederom enige jaren later, toen allerwege het sociaal-geografisch onderzoek tot ontwikkeling begon te komen, werd voor het gehele gebied der volgende drie polders door Dr. Takes een uitgebreid onderzoek ingesteld ter verkrijging van meer inzicht in de mogelijkheden voor bewoning in dit grote, centraal gelegen poldergebied, waarvan thans Oostelijk Flevoland als eerste polder wordt uitgevoerd.

Deze drie polders toch vormen een geheel en kunnen niet elk op zich zelf worden bezien. De plannen ervoor brengen daarom - alsook wegens de centrale ligging van dit grote poldergebied in Nederland (zie kaart II) - vraagstukken mede van een groter orde dan tot nu toe. Zo wordt bv. het Rijkswegennet door de droogmaking beïnvloed, terwijl een nieuw land van ± 150.000 ha, dus van de omvang van een kleine provincie, uiteraard behoefte zal hebben aan grotere en andere voorzieningen.

Het onderzoek werd niet beperkt tot de polders zelf. Ook de functies van de bestaande woonkernen in het oude land werden daarin betrokken. Daarbij bleek, dat dit poldergebied te groot is om het zonder een eigen gewestelijk verzorgingscentrum van de orde van bv. Alkmaar, Kampen, Zwolle of Leeuwarden te kunnen stellen, doch dat er, gezien de outillage van de bestaande steden in het oude land, geen reden bestaat om behoefte aan meer dan één nieuwe stad met een dergelijke verzorgende functie te verwachten.

Voorts leidde bestudering van de verzorgingsgebieden van bestaande woonkernen langs de rand van de polders tot de conclusie, dat daarbinnen gerekend moet worden op drie soorten woonkernen, nl. behalve vorenbedoeld gewestelijk centrum, destijds C-kern, thans Lelystad genaamd, met een verzorgingsrayon van ruw geschat een straal van ± 20 à 25 km, op:

kaart II

kaart II