Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Vondel en Hoorn (3)

De expeditie werd georganiseerd door de in 1614, op initiatief van de Amsterdamse koopman Isaäc Le Maire, te Hoorn opgerichte Australische of Zuidcompagnie. Zij had ten doel een nieuwe weg te ontdekken naar de Grote Oceaan tussen de Straat van Magalhaes en Kaap de Goede Hoop en daar met Zuidland, waarvan het bestaan werd vermoed, handelsrelaties aan te knopen. Uitgerust werd een schip "Eendracht", groot 180 last en bemand met 65 koppen onder commando van Willem Schouten, alsmede een jacht "Hoorn", groot 55 last met 22 man onder Jan Schouten, 'n broer van Willem. Leider van de expeditie was Jac. Le Maire, een zoon van Isaäc. 14 juni 1615 verlieten zij vol hoop de Rede van Texel met hun notedoppen. Na een vrij moeilijke tocht - het risico van het harde vak - ontdekten zij werkelijk ten zuiden van Vuurland een nieuwe doortocht naar de Grote Oceaan - de Straat van Le Maire. Het eerste doel was bereikt.

Na Kaap Hoorn te hebben gerond, voeren zij naar het noorden en noordwesten tot ongeveer 15° zuider breedte was bereikt. Hadden zij deze gehouden, zij zouden recht tegen Australië (Zuidland) zijn aangezeild. Maar, gevolg gevende aan het drijven van W. Schouten, die beslist naar Oost-Indië wilde gaan, verlegde Le Maire, na de Hoornse Eilanden te hebben aangedaan, zijn koers noordelijker. Via de noordkust van Nieuw-Guinea kwam hij in Ternate aan. Vandaar werd de tocht voortgezet naar Jacatra. Hier beleefden zij de ontgoocheling van hun leven. Op last van de bewindhebbers de V.O.C. legde Jan Pz. Coen beslag op schip en lading. Geen protest hielp. Op het schip van Joris Spilberg werden zij naar Holland teruggezonden. Aan hun bewindhebbers in Hoorn hadden zij niets anders aan te bieden dan de eer der ontdekking. Dit tragisch verloop heeft Vondel wel geïnspireerd tot het dichten van zijn "Klinckert" 1).

Als over Hooren blies de faem haer gulden horen 2),
Hoe Schouten d'aerden-kloot op nieus was omgegaen,
Niet als meer and're, door de Straet van Magellaen.
Maer d'engte van le Mair, zoo niemand dee te voren:
Nu is, sprak Ferdinand, mijn eeren-krans verloren:
Draeck vyer en vlam uytspoogh, en Thomas zaghmen staen
versuft door wangeloof: Van Noort spraek wel beraen,
En Speilberg naulijcx noch 't gerucht quam te verrasschen,
Nu legghen (riep hy) al mijn spillen inder asschen!
O Magellaen Vaert wel, Draeck, Candish, 0livier.
En Speilberg, die tot noch gheweest zijt trouwe mackers,
'Tis heel met ons ghedaen, de Schout komt met zijn rackers,
Flucx jongens op een zij, en packt u wegh van hier.

1) In 1618 publiceerde W.Jz Blaeu een journaal van deze reis. waarin aan W. Schouten alle eer voor deze, als ontdekkingsreis belangrijke tocht wordt gegeven. Doch in 1622 vorderde Isaäc Le Maire die eer op voor zijn zoon Jacob, die de leider was geweest en zich een bekwaam zeeman had getoond, begaafd met meer uithoudingsvermogen dan W. Schouten had kunnen opbrengen.
2) Naar 't wapen van Hoorn. Het gedicht is geestig door het verband, waarin de namen zijn gebruikt: Drake = vuur en vlam; Thomas = ongelovig; Olivier v. Noort = olie op 't vuur; Spilberg = spillen (weefklossen); Schouten = schout en rakkers (dienaren).